Vox Debat week 1: Wat weet jij al van debatteren en argumenteren?
1 / 39
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Uitleggen dat we volgende week pas echt met dit project van start gaan.
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 4 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Wat vind jij? Vind je het leuk dat het Nederlands elftal naar het WK-voetbal is gegaan of word je er niet zo blij van vanwege alle misstanden?
😒🙁😐🙂😃
Slide 5 - Poll
Neem hierna even uitslag door; wat is de stemming in de klas?
Nu iets concreter; had het Nederlands elftal de wereldkampioenschappen in Qatar moeten boycotten?
A
Ja, natuurlijk!
B
Nee, echt niet.
C
Geen mening
Slide 6 - Quizvraag
Kijk nog een keer naar de stemming in de klas.
Het antwoord dat je op de vorige vraag hebt gegeven is een ...
A
... standpunt.
B
... argument.
C
... mening.
D
... opinie.
Slide 7 - Quizvraag
Eventueel uitleg over mening/standpunt/opinie
En waarom ben je wel of niet blij met de WK in Qatar?
Slide 8 - Open vraag
Resultaat verschijnt op bord. Bespreek eventueel een paar antwoorden en vraag door als het argument niet duidelijk is.
Het antwoord dat je op de vorige vraag hebt gegeven is een ...
A
… argument.
B
… standpunt.
C
… conclusie.
D
… motivatie.
Slide 9 - Quizvraag
Geef eventueel uitleg over argument/motivatie
Slide 10 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 11 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Een argument ...
A
... is een synoniem voor het woord mening.
B
... kan nooit een feit zijn.
C
... wordt gebruikt om een standpunt onderbouwen.
D
... is altijd objectief.
Slide 12 - Quizvraag
Leg eventueel het antwoord uit.
Wanneer is een argument niet "sterk"?
A
Als het argument feitelijk is.
B
Als het argument niet controleerbaar is.
C
Als het argument te maken heeft met het standpunt.
D
Als het argument juist is.
Slide 13 - Quizvraag
Leg voor het laten beantwoorden uit wat een sterk argument betekent.
Wanneer is iets een feit?
Slide 14 - Woordweb
Bespreek de antwoorden. De antwoorden waar we naar op zoek zijn, zijn:
- Controleerbaar
- Op te zoeken
- We moet het er over eens zijn
- Algemeen aanvaard
Slide 15 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
En dat woord "objectief"; wat een raar woord!
Wanneer is een argument objectief?
Wanneer is een argument objectief?
A
Als het op feiten is gebaseerd.
B
Als het op een eigen mening is gebaseerd.
C
NIET beïnvloed door gevoel en vooroordelen.
D
WEL beïnvloed door gevoel en vooroordelen.
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is dan het tegenovergestelde van objectief?
A
alternatief
B
productief
C
collectief
D
subjectief
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Dus om een mening goed te onderbouwen, moet een argument ...
A
... objectief zijn.
B
... subjectief zijn.
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 19 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Slide 20 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Je moet niet naar Qatar gaan om een wedstrijd te kijken, omdat de kaartjes minimaal €380,- kosten.
A
Je moet niet naar Qatar gaan om een wedstrijd te kijken, ...
B
... omdat de kaartjes minimaal €380,- kosten.
Slide 21 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
... want hij kost in de winkel €450,-.
A
objectief
B
subjectief
Slide 22 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Je moet naar alle wedstrijden van het WK voetbal kijken, omdat het een gave sport is.
A
Je moet naar alle wedstrijden van het WK voetbal kijken, ...
B
... omdat het een gave sport is.
Slide 23 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
... omdat het een gave sport is.
A
objectief
B
subjectief
Slide 24 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Er zijn meer dan 6000 arbeiders gestorven bij het bouwen van de stadions, dus men moet de WK boycotten.
A
Er zijn meer dan 6000 arbeiders gestorven bij het bouwen van de stadions, ...
B
... dus men moet de WK boycotten.
Slide 25 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Er zijn meer dan 6000 arbeiders gestorven bij het bouwen van de stadions, ...
A
objectief
B
subjectief
Slide 26 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Overal op de wereld sterven mensen op bouwplaatsen, om die reden vind ik dat iedereen zeurt
A
Overal op de wereld sterven mensen op bouwplaatsen, ...
B
... om die reden vind ik dat iedereen zeurt
Slide 27 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Overal op de wereld sterven mensen op bouwplaatsen, ...
A
objectief
B
subjectief
Slide 28 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 29 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 30 - Video
Dit is ongeveer de laatste slide voor de pauze.
Slide 31 - Tekstslide
Eventueel uitleggen wat gênant betekent.
Slide 32 - Tekstslide
Eventueel uitleggen wat plaatsvervangende schaamte is.
Geef ze hiervoor ongeveer 15 minuten.
Deze vraag hebben we aan het begin van de les al een keer gesteld. Maar laten we hem nog een keer stellen. Word jij nog steeds even blij van de WK in Qatar? Of is het alleen maar leuker geworden, nu je alles weet?
😒🙁😐🙂😃
Slide 33 - Poll
Met deze slide eindigt de introductie op teksten met een mening. Neem nog een keer de "eindstand" van de meningen door.
Hierna wordt de Flarf uitgelegd.
Slide 34 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 35 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 36 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 37 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 38 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 39 - Tekstslide
deel hiervoor A4-tjes uit en neem ze ingevuld met naam en minuut weer in.
