6.2 Mensenrechten in Nederland

Mensenrechtendilemma
Mensenrechten in Nederland
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmboLeerjaar 4

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Mensenrechtendilemma
Mensenrechten in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat leerde ik de vorige les?
  • Strafbaar gedrag: overtreding en misdrijf
  • Repressie en preventie
Terugblik vorige les

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Wat is het verschil tussen een overtreding en een misdrijf?
Wat is het verschil tussen een overtreding en een misdrijf? 

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Preventie
Maatregelen om criminaliteit te voorkomen. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Repressie

Het hard bestraffen van criminaliteit in de vorm van gevaningsstraf, taakstraf of hoge boete.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat leer ik deze les?
  • De vier kenmerken van een rechtsstaat
  • Het verloop van een strafzaak
  • De betekenis van onschuldpresumptie

Ik leer...

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat leer ik deze les?
  • De vier kenmerken van een rechtsstaat
  • Het verloop van een strafzaak
  • De betekenis van onschuldpresumptie
  • Het verschil tussen een strafzaak en een rechtzaak
Ik leer...

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsstaat
Een staat waarin recht wordt gesproken volgens wetten die van te voren zijn bepaald

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



De overheid staat boven de wet en
hoeft zich niet aan alle regels te
houden
De overheid staat boven de wet en hoeft zich niet aan alle regels te houden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Deze stelling is onjuist, omdat wetten natuurlijk ook voor de overheid gelden. 

Ezelsbrug: 'recht' 'staat'.
'Recht' staat voor 'staat': in Nederland gaat recht ook voor de staat. 

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken rechtsstaat
  1. Grondrechten
  2. Machtenscheiding
  3. Legaliteitsbeginsel
  4. Onafhankelijke rechtsspraak

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grondrechten
In de grondwet staan grondrechten van burgers. Waaronder vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en het gelijkheidsbeginsel.

Slide 13 - Tekstslide

Uitleggen dat het gelijkheidsbeginsel (artikel 1) inhoudt dat iedereen gelijk is voor de wet. 

* koppeling maken met Floyd 
Terug naar de zaak van George Floyd...
Hebben de agenten rechtmatig gehandeld? 

Slide 14 - Tekstslide

Uitleggen dat het gelijkheidsbeginsel (artikel 1) inhoudt dat iedereen gelijk is voor de wet. 

* koppeling maken met Floyd 

Slide 15 - Link

Bespreek de situatie van George Floyd met de leerlingen. 

Hierin komt duidelijk het gelijksheidsbeginsel naar voren. Ook agenten moeten zich aan de wet houden. 
Gelijkheidsbeginsel

Iedereen is gelijk voor de wet. 

Ook agenten...

Slide 16 - Tekstslide

Uitleggen dat het gelijkheidsbeginsel (artikel 1) inhoudt dat iedereen gelijk is voor de wet. 

Ook agenten moeten zich aan de wet houden en kunnen opgepakt worden en aangeklaagd worden voor doodslag. 
Machtenscheiding
Er zijn verschillende actoren met macht
Uitvoerend
(regering)
Wetgevend
(Parlement)
Rechtsprekend
(Rechters)

Slide 17 - Tekstslide

Ook wel: Trias Politica. Er zijn verschillende actoren met macht, zodat de overheid haar macht niet kan misbruiken.
Strafzaak

Een onderzoek waarin de rechter beoordeelt of iemand schuldig is. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strafzaak
Een strafzaak begint met een opening.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

02:25


Op welk recht wordt de verdachte gewezen?
Op welk recht wordt de verdachte gewezen? 

Slide 21 - Open vraag

Zwijgrecht
02:25
Aanklacht en ondervraging
Aanklacht: de officier van justitie leest voor van welk misdrijf de verdachte wordt beschuldigd.

Ondervraging: de rechter, de officier van justitie en de advocaat stellen vragen aan de verdachte. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

03:56
Legaliteitsbeginsel
Je bent alleen strafbaar als je wetsregels overtreedt.

Slide 23 - Tekstslide

Je bent alleen strafbaar als je wetsregels overtreedt. Daarom moeten wetten met de tijd mee gaan en aangepast worden.  Als iets niet in de wet staat, ben je niet strafbaar
03:56


Hoe herken je het legaliteitsbeginsel in de video?
Hoe herken je het legaliteitsbeginsel in de video? 

Slide 24 - Open vraag

De rechter noemt strafbare feiten op die de verdachte heeft gepleegd. 
03:56
Verklaring
Het slachtoffer legt uit wat er gebeurd is.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

13:45
Requisitoir
De officier van justitie legt uit waarom de verdachte schuldig is en eist een straf. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

15:54
Pleidooi
De advocaat van de verdachte vertelt waarom de verdachte geen of minder straf verdient. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

15:54
Onschuldpresumtie
Je bent onschuldig tot het tegendeel bewezen is.

Slide 28 - Tekstslide

In Nederland hoef je niet te bewijzen dat je onschuldig bent. Dit betekent dat je onschuldig bent totdat de rechter bewijst dat je schuldig bent. 
16:55


Hoe herken je de onschuldpresumptie in het pleidooi?
Hoe herken je de onschuldpresumptie in het pleidooi? 

Slide 29 - Open vraag

De advocaat wijst de rechter erop dat er onvoldoende bewijs is voor mishandeling, omdat de vrouw nooit een arts heeft bezocht. Vanwege onvoldoende bewijs, kan de verdachte volgens de advocaat niet schuldig worden bevonden voor dit feit. Voor overige feiten is echter wel bewijs en daarvoor wordt hij wel schuldig bevonden. 
16:55
Laatste woord en vonnis
De verdachte mag als laatst nog iets zeggen in het proces. 

Vonnis: de rechter bepaalt of de verdachte schuldig is en welke straf hij krijgt.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Wat vind jij van de straf die meneer heeft gekregen?
Wat vind jij van de straf die meneer heeft gekregen? 

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenvattend: strafzaak
  1. Opening
  2. Aanklacht
  3. Ondervraging
  4. Verklaring
  5. Requisitoir
  6. Pleidooi
  7. Laatste woord
  8. Vonnis

Slide 32 - Tekstslide

Uitleg bij de verschillende stappen: 
Opening: de rechter opent de zaak en vraagt om de persoonsgegevens van de verdachte. 
Aanklacht: de officier van justitie leest voor van welk misdrijf de verdachte wordt beschuldigd.
Ondervraging: de rechter, de officier van justitie en de advocaat stellen vragen aan de verdachte. 
Verklaring: het slachtoffer geeft een verklaring aan de rechtbank over zijn aanklacht. 
Requisitoir: de officier van justitie legt uit waarom de verdachte schuldig is en eist een straf. 
Pleidooi: de advocaat van de verdachte vertelt waarom de verdachte geen of minder straf verdient. 
Laatste woord: de verdachte mag als laatst nog iets zeggen in het proces. 
Vonnis:  de rechter bepaalt of de verdachte schuldig is en welke straf hij krijgt: gevangenisstraf, boete of taakstraf

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies



Waarom is het belangrijk dat wetten voortdurend worden aangepast?
Waarom is het belangrijk dat wetten voortdurend worden aangepast?

Slide 34 - Open vraag

Mensen zijn alleen strafbaar voor datgene wat in de wet staat. Onze samenleving verandert en mede door technologische ontwikkelingen kunnen mensen op nieuwe manieren schade aan anderen toebrengen. Het is belangrijk dat de wetten aangepast worden op deze ontwikkelingen, omdat mensen anders niet gestraft kunnen worden. 
Onafhankelijke rechtsspraak
Onafhankelijke en onpartijdige rechters.

Slide 35 - Tekstslide

Rechters zijn onpartijdig en onafhankelijk om een eerlijk besluit te kunnen nemen. Een rechter spreekt recht op basis van geldende wetgeving.


Mogen rechters zelf hun straffen bedenken? Leg uit.
Mogen rechters zelf hun straffen bedenken? Leg uit.

Slide 36 - Open vraag

Nee, dit heeft te maken met onpartijdigheid en onafhankelijkheid van rechters en het legaliteitsbeginsel. Een verdachte is alleen strafbaar voor datgene wat in de wet staat. Een rechter baseert zijn uitspraak op de wet.



Volgens de Trias Politica heeft één iemand de macht.
Volgens de Trias Politica heeft één iemand de macht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Pagina 169 (conceptboek)

Het legaliteitsbeginsel betekent
dat je strafbaar bent als je iets met
opzet hebt gedaan.
Het legaliteitsbeginsel betekent dat je strafbaar bent als je iets met opzet hebt gedaan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quizvraag

Pagina 169 (conceptboek)
Hoger beroep
De zaak wordt nog een keer bekeken door een andere rechter.

Slide 39 - Tekstslide

Wanneer je het oneens bent met de uitspraak van de rechter, kan je naar een andere rechter stappen die nog een keer naar de zaak kijkt.
3

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

01:37
Nalatigheid

Je doet iets niet wat je wel had moeten doen. 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

01:37


Welke vorm van nalatigheid wordt gecontroleerd met de scanauto's?
Welke vorm van nalatigheid wordt gecontroleerd met de scanauto's?

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

03:10

Welke grondrechten zijn hier mogelijk in het geding? 

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies




Wat vind jij van deze scanauto's?
Wat vind jij van deze scanauto's?
A
Een goed opsporingsmiddel
B
Privacyschending

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk een voorbeeld van nalatigheid 

Slide 45 - Woordweb

Bijvoorbeeld: 
- Geen licht op de fiets in het donker
- Niet stoppen voor een rood licht
- Geen ID-kaart bij je hebben 
Rechtzaak
Als twee actoren niet uit een meningsverschil komen, kunnen ze naar de rechter gaan om die te laten oordelen. 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Wat is het verschil tussen een strafzaak en een rechtszaak?

Slide 47 - Open vraag

Bij een strafzaak wordt een verdachte beschuldigd van een overtreding of misdrijf en daarvoor wordt bepaald welke straf hij krijgt opgelegd. Bij een rechtszaak is er sprake van een meningsverschil tussen twee partijen en treedt de rechter op als mediator. Hij beslist uiteindelijk wie gelijk krijgt in de zaak en welke vervolgstappen er genomen moeten worden (bijv. schadevergoeding).

Slide 48 - Video

Deze slide heeft geen instructies




Wat heb je geleerd deze les?
Wat heb je geleerd deze les?

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies




Wat vind je nog lastig?
Wat vind je nog lastig?

Slide 50 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb ik geleerd deze les?
  • De vier kenmerken van een rechtsstaat
  • Het verloop van een strafzaak
  • De betekenis van onschuldpresumptie

Ik leerde...

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb ik geleerd deze les?
  • De vier kenmerken van een rechtsstaat
  • Het verloop van een strafzaak
  • De betekenis van onschuldpresumptie
  • Het verschil tussen een strafzaak en een rechtzaak
Ik leerde...

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De volgende Seneca-Les gaat over:
Mensenrechtendilemma in de praktijk
Einde van de les 'Mensenrechten in Nederland' 

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies