p3/week 4 basis 3

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

d
e
u
r

k
a
n
t

Slide 2 - Tekstslide

lesson 1/week 4

Slide 3 - Tekstslide

What do you do
every weekend?

Slide 4 - Woordweb

What are you doing
right now?

Slide 5 - Woordweb

Leerdoelen
  • I can use the Present Simple and the Pesent Continuous 
  • I can make sentences correctly (woordvolgorde ,blz. 67)
  • I can talk about hobbies and what I like to do in my free time( zo praat je over passies)
*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 6 - Tekstslide

Instructie 
Answer the qiestion on the next slide in lessonup.

After this: 1. STONE 7 + Woordvolgorde, then exercise

Slide 7 - Tekstslide

Which statement is true for you ?
A
I like to sing in my free time.
B
I always go to the gym in the weekends.
C
I`m really into drawing and painting
D
My passions are dancing and mountain biking.

Slide 8 - Quizvraag

blz.66/TB

Slide 9 - Tekstslide

DOET
WAAR
WANNEER
WIE
WAT
woordvolgorde ?

Slide 10 - Tekstslide

p.68/TB

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Answer the questions ( in je schrift):
1. What do you like to do in your free time?
2. What do you like about .... /skateboarding-dancing-singing-etc/
3. When do you practise your hobby?
4. Think of another hobby that you like. explain why.

Let op the woordvolgorde + gebruik stone 7 voor extar hulp!

Slide 12 - Tekstslide

Nabespreking
Answer the questions ( in je schrift):
1. What do you like to do in your free time?
2. What do you like about .... /skateboarding-dancing-singing-etc/
3. When do you practise your hobby?
4. Think of another hobby that you like. explain why.


WHICH TENSE DID YOU USE WHILE TALKING ABOUT HOBBIES?

Slide 13 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
Ican talk about hobbies and what I like to do in my free time

I can make sentences correctly ( use the proper word order)

Slide 14 - Tekstslide


Schrijf 2 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 15 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 16 - Open vraag

Homework
Study: Stone 7/p. 66/TB -zo praat je over passies
Woordvolgorde /p. 67 /TB

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

lesson 2/week 4

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Homework check
  • I can make sentences correctly (woordvolgorde ,blz. 67)
  • I can look for improtant infirmation in a text and answer questions about a text (ik kan intensief lezen)
*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de juiste woordvolgorde in het Engels?
A
Wie-wat-wanneer-waar-doet
B
Wat-wie-doet-waar-wanneer
C
Wie-wat-doet-waar-wanneer

Slide 21 - Quizvraag

Welke zin is in de juiste woordvolgorde ?
A
She plays a quitar at her friend`s house every afternoon.
B
She plays a quitar every afternoon at her friend`s house.

Slide 22 - Quizvraag

Welke zin is in de juiste woordvolgorde ?
A
I do usually shopping on Saturday.
B
I usually go shopping on Saturday.

Slide 23 - Quizvraag

hobby

Slide 24 - Woordweb

Instructie 
  • Make exercise 18 on page 38/Activity boek B: WAAR of NIET WAAR
  • Make exercise 19 on page 38/Activity boek B: 

Slide 25 - Tekstslide

Nabespreking
Make exercise 18 on page 38/Activity boek B: WAAR of NIET WAAR
Make exercise 19 on page 38/Activity boek B:

Slide 26 - Tekstslide

p.38

Slide 27 - Tekstslide

p.38,39

Slide 28 - Tekstslide


Schrijf 2 dingen op die
je deze les hebt geleerd: What is happening during the Vivid festival in Sydney?

Slide 29 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 30 - Open vraag

Study: Vocab G+H /p. 86 Textbook

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

lesson 3/week 4

Slide 33 - Tekstslide

Welke zin is in de juiste woordvolgorde ?
A
I play tennis every afternoon.
B
I play every afternoon tennis.
C
I every afternoon play tennis.

Slide 34 - Quizvraag

Leerdoelen

  • I kan praten over hoeveelheden ( much,many, (a) little, (a) few ( TB/p. 83)
*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Instructie 
Maak: Activity boek  B/ blz. 41, 42 /opdracht 24,25 
Use grammar 11 on page 83 in the Textbook.

Slide 39 - Tekstslide

Nabespreking
Activity boek B/ blz. 41, 42 /opdracht 24,25 


Slide 40 - Tekstslide

blz. 42

Slide 41 - Tekstslide

blz. 42

Slide 42 - Tekstslide

Je gebruikt A LITTLE bij dingen die je ...
A
kan tellen
B
niet kan tellen

Slide 43 - Quizvraag

Je gebruikt A FEW bij dingen die je ...
A
wel kunt tellen
B
niet kan tellen

Slide 44 - Quizvraag

homework
Study: Grammar 11 : Much,many,lots of, a lot of, (a)little, (a) few.
Finish/ ex. 25/Activity book/page 42

Slide 45 - Tekstslide