In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 3.1
Zintuigen en prikkels
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Presentie
Leerdoelen p.1
Quiz leerdoelen paragraaf 1
Werken: extra uitleg p1 of je start met p2
lesafsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt de zintuigen in je lichaam benoemen en noemen welke prikkel ieder zintuig opvangt.
Je kunt uitleggen hoe je lichaam op prikkels reageert.
Je kunt uitleggen hoe berichten van zintuigen en hersenen door je lichaam gaan.
Slide 3 - Tekstslide
Hoe reageert je lichaam op prikkels?
Je kan in stappen uitleggen wat er gebeurt van het moment dat een prikkel binnenkomt bij jouw lichaam, tot het moment dat je het waarneemt.
Slide 4 - Tekstslide
0
Slide 5 - Video
Oren, ogen, neus, mond, huid en tong zijn
A
Waarnemingen
B
prikkels
C
zintuigen
D
zenuwen
Slide 6 - Quizvraag
Quiz 3.1
Maak de quiz om te kijken wat je al wel en niet snapt
Slide 7 - Tekstslide
Je neemt prikkels uit je omgeving waar door middel van je...
A
zenuwstelsel
B
hersenen
C
zintuigen
D
ogen, oren, neus, mond en huid
Slide 8 - Quizvraag
Voor welke twee prikkels heeft een mens geen zintuigen?
A
Aanraking en geluid
B
Koude en warmte.
C
Licht en smaak.
D
Magnetisme en waterstroming
Slide 9 - Quizvraag
Welk(e) van deze functies hoort (horen) bij het zenuwstelsel?
1. het waarnemen van prikkels; 2. het verwerken van seintjes, afkomstig van zintuigen.
A
Alleen functie 1
B
Alleen functie 2
C
Functie 1 en 2
Slide 10 - Quizvraag
Zintuigen vangen prikkels op en maken impulsen deze worden daarna
A
Via zenuwen naar de hersenen verstuurd
B
Direct naar de hersenen verstuurd
Slide 11 - Quizvraag
Prikkels komen binnen via?
A
zintuigen
B
Het prikkelorgaan
C
alleen via de ogen en neus
Slide 12 - Quizvraag
Welke stelsels zie je?
A
bloedvatenstelsel zenuwstelsel
B
bottenstelsel zenuwstelsel
C
verteringsstelsel spierstelsel
D
je ziet alleen organen
Slide 13 - Quizvraag
Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen
A
Goed
B
Fout
Slide 14 - Quizvraag
Waaruit bestaat het zenuwstelsel?
A
Centrale zenuwstelsel en ruggenmerg
B
Centrale zenuwstelsel en zenuwen
C
Zenuwen en ruggenmerg
D
Hersenen en ruggenmerg
Slide 15 - Quizvraag
Het ruggemerg hoort bij
A
Spierstelsel
B
Zenuwstelsel
Slide 16 - Quizvraag
Hoe noemen we het rode gedeelte in het zenuwstelsel?
A
Het zenuwstelsel
B
De zenuwen
C
Het centrale zenuwstelsel
D
Het hersenstelsel
Slide 17 - Quizvraag
Als je verkouden bent en je eet een loempia dan smaakt dat anders dan je gewend bent. Hoe komt dat?
A
Als je verkouden bent worden andere zintuigen in je tong geprikkeld dan wanneer je niet verkouden bent.
B
De hersenen krijgen nu alleen maar impulsen van de smaakzintuigen en niet van het reukzintuig.
C
Het reukorgaan is gevoeliger voor prikkels door de verkoudheid en stuurt meer impulsen naar de hersenen.
Slide 18 - Quizvraag
Maaike is niet bij bewustzijn. Ze heeft een ernstig brommerongeluk gehad en is in coma geraakt. Daardoor reageert ze niet als er in haar hand geknepen wordt, of tegen haar gepraat wordt. Is er iets mis met de zintuigen van Maaike?
A
Ja haar zintuigen maken geen impulsen
B
Ja haar zintuigen nemen prikkels niet waar
C
Nee maar de impulsen worden niet verwerkt in haar hersenen
D
Nee maar haar hersenen sturen geen impulsen naar haar zintuigen
Slide 19 - Quizvraag
Hoe reageert jouw lichaam op een prikkel? Zet de zinnen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
De lichtzintuigen in je ogen zetten de lichtprikkels om in impulsen.
De impulsen gaan via een zenuw naar de hersenen.
Je wordt je bewust van de prikkel: je ziet het berichtje.
De hersenen sturen impulsen naar de spieren.
Als reactie op de prikkel 'er is een berichtje' pak je je mobieltje.
Slide 20 - Sleepvraag
Hoe ging het?
A
Goed.
Zoals ik had gedacht.
B
Goed.
Niet zoals ik had gedacht.
C
Niet zo goed.
Minder goed dan ik had verwacht
D
Niet zo goed
Maar beter dan ik had verwacht.
Slide 21 - Quizvraag
Leerdoelen
Je kunt de zintuigen in je lichaam benoemen en noemen welke prikkel ieder zintuig opvangt.
Je kunt uitleggen hoe je lichaam op prikkels reageert.
Je kunt uitleggen hoe berichten van zintuigen en hersenen door je lichaam gaan.
Slide 22 - Tekstslide
De woorden die je moet kennen. Je moet hiervan zelf de betekenis op kunnen schrijven
prikkels
zintuigen
gehoorzintuig
lichtzintuig
reukzintuig
smaakzintuigen
warmtezintuigen
tastzintuigen
koudezintuigen
pijnzintuigen
reageren
berichten
zenuwen
hersenen
bewust
ruggenmerg
zenuwstelsel
stappen voor leren begrippen
Pak je schrift
Schrijf alleen het woord op dat je op dat moment op zoekt.
Kijk op blz. 168 van je boek voor de begrippenlijst van hoofdstuk 3. Daar vind je de woorden op alfabetische volgorde.
lees de betekenis van het woord een paar keer goed door.
klap je boek dicht, en schrijf de betekenis in jouw eigen woorden op.
controleer of je de betekenis goed hebt opgeschreven.
ga door met het volgende woord.
Zorg dat dus je de betekenis begrijpt, niet alleen overschrijft!
Snap je een woord niet? Vraag hulp aan een klasgenoot, of aan mijl.
Slide 23 - Tekstslide
Wat ga je doen?
Vond je de quizvragen moeilijk?
- Kijk dan nog eens de video van biologie met Joost over zenuwen en zintuigen. (Peppels mediatheek)
- Stel vragen aan mij via teams
Had je (bijna) alles goed? Dan mag je beginnen met het maken van de begrippenlijst van paragraaf 1.