le futur proche et futur simple

Le futur simple + futur proche
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Le futur simple + futur proche

Slide 1 - Tekstslide

Futur proche
- beschrijft de gebeurtenis in de nabije toekomst
- ik GA zwemmen (in bacardi lemon)
- vorm van aller (gaan) + hele werkwoord

Slide 2 - Tekstslide

futur proche

Slide 3 - Tekstslide

Le futur simple + futur proche

Slide 4 - Tekstslide

Futur simple - toekomende tijd
- beschrijft de gebeurtenis in de toekomst
- in NL gebruik je hulpwerkwoord zullen maar er is geen ww. zullen in het FA, dus plaats je een speciale uitgang achter het hele werkwoord
- voor regelmatige vorm is: HELE WERKWOORD + UITGANGEN (van avoir)

Slide 5 - Tekstslide

Futur simple
Hele ww
Uitgang
Futur simple
Je
manger
Il / Elle / On
manger
Tu
manger
Nous
manger
Vous
manger
Ils / Elles
manger

Slide 6 - Tekstslide

Futur simple
Hele ww
Uitgang
Futur simple
Je
manger
-ai
Je mangerai
Il / Elle / On
manger
-a
Il/elle/on mangera
Tu
manger
-as
Tu mangeras
Nous
manger
-ons 
Nous mangerons
Vous
manger
-ez
Vous mangerez
Ils / Elles
manger
-ont
Ils mangeront

Slide 7 - Tekstslide

Le futur simple: let op!
Bij ww op -re haal je de -e weg: je rendrai

Er zijn onregelmatige vormen. De stam van deze werkwoorden van de futur simple moet je dus uit je hoofd leren.

Slide 8 - Tekstslide

Onregelmatige ww.
être
je serai, tu seras .... 
avoir
j'aurai, tu auras ...., ils auront, ...
faire
je ferai, tu feras, ..., nous ferons, ..... 
aller
j'irai, tu iras, Il ira, .... vous irez, ..... 
pouvoir
je pourrai, ...
vouloir
je voudrai, tu voudras, .... 
venir
je viendrai, tu viendras, ....
devoir
je devrai, .... nous devrons, vous devrez, .... ils devront, .... 

Slide 9 - Tekstslide

hoe maak je de futur simple?
A
stam + uitgangen -ais - ais etc.
B
infinitif + uitgangen -ais -ais etc
C
stam + uitgangen -ai -as etc.
D
infinitif + uitgangen -ai -as etc.

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn de uitgangen van de futur simple?
A
ais/ais/ait/ions/iez/ aient
B
ai/as/a/ons/ez/ont
C
ai/as/a/ions/iez/aient
D
ais/ais/ait/ons/ez/ont

Slide 11 - Quizvraag

Futur simple
A
Tu seras à la maison
B
Tu serais à la maison
C
Tu es à la maison
D
Tu a été à la maison

Slide 12 - Quizvraag

futur simple:
hij zal zijn
A
il sera
B
il aura
C
il ira
D
il voudra

Slide 13 - Quizvraag

Futur simple:
ik zal kunnen
A
Je voudrai
B
j'irai
C
je pourrai
D
je ferai

Slide 14 - Quizvraag

De futur proche is de..
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
nabije toekomende tijd
D
voltooid tegenwoordige tijd

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een futur proche?
A
Je donnerai
B
Je donnerais
C
Je vais donner
D
J’ai donné

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een futur proche?
A
Nous chantons
B
Nous chanterions
C
Nous avons chanter
D
Nous allons chanter

Slide 17 - Quizvraag