In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
M&Tscience §3.2 - Soorten energie
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp:
JA!
Telefoons in de telefoontas!
Slide 1 - Tekstslide
Ben je van plan om de kanteltoets te maken.
A
Ja, ik moet
B
Ja, ik wil mijn havo cijfer verbeteren
C
Nee, heb wel onvoldoende op havo .
D
Nee, heb voldoende gehaald.
Slide 2 - Quizvraag
2E: Groep 1
Deze groep komt vooraan in het lokaal zitten.
Ramon Rigterink
Sanne Slaager
Sophie Vis
Sjoerd de Vries
Lisa van der Worp
Jurren Akkerman
Mickey Dolman
Melvin Hagenbeek
Daria Jedrzejewski
Denise Naberman
Hasieb Rahmani
Slide 3 - Tekstslide
2F: Groep 1
Deze groep komt vooraan in het lokaal zitten.
Thijs van Gelder
Indy Huizer
Hielke Postuma
Nagin Tawakol
Norah Vis
Sem Weerwind
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoelen
2
Je kunt de 5 verschillende soorten van energie opnoemen.
L3
"Ga jij ze vandaag allemaal beheersen?"
3 t/m 7
Je weet wat elektrische energie is.
Je weet wat stralingsenergie is.
Je weet wat bewegingsenergie is.
Je weet wat thermische energie is.
Je weet wat chemische energie is.
L3
8
Je kunt per energiesoort twee voorbeelden noemen.
L3
9
Je weet dat de hoeveelheid bewegingsenergie van een voorwerp afhankelijk is van twee dingen: de massa en de snelheid.
L3
Slide 5 - Tekstslide
Groep 1:
Fabian
Lynn
Dinand
Dyanne
Esmee
Tom Ruben Joris Marijn Kiara
Slide 6 - Tekstslide
Maak één van de twee keuzes
Route 2
Zelfstandig en stil lezen en luisteren paragraaf §3.2
Maken voorbeeldopgave 2
Daarna opdrachten maken 10 t/m 19 van §3.2
Nakijken en verbeteren §3.2
Route 1:
Verplicht voor groep 1
Meedoen met uitleg van §3.2.
Daarna opdrachten maken 10 t/m 19 van §3.2
Nakijken en verbeteren §3.2
Slide 7 - Tekstslide
Soorten energie
We kennen heel veel verschillende voorbeelden van energie. Bij iedere situatie in het leven, is wel energie betrokken.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
5 soorten van energie
Bewegingsenergie ook wel kinetische energie genoemd.
De afkorting van bewegingsenergie is:
De afkorting van kinetische energie is:
Hoeveel bewegingsenergie een voorwerp heeft, is afhankelijk van de massa en de snelheid van het voorwerp.
Wanneer twee voorwerpen even zwaar zijn heeft snelste voorwerp de meeste bewegingsenergie.
Bewegingsenergie
Ebewe
Ekin
Slide 10 - Tekstslide
Twee helikopters vliegen beiden met een snelheid van 300 km/h naast elkaar. De rode helikopter vervoert twee personen en de blauwe helikopter vervoert er tien.
Welke helikopter heeft de grootste bewegingsenergie?
Voorbeeldopgave 2
Slide 11 - Tekstslide
5 soorten van energie
De afkorting van stralingsenergie is:
Voorbeelden:
Radioactieve straling, röntgenfoto’s of de magnetron.
De ene straling kun je zien en de andere niet.
Licht is een vorm van stralingsenergie die je kunt zien en warmtestraling is niet te zien met het menselijk oog.
Stralingsenergie
Estra
Slide 12 - Tekstslide
5 soorten van energie
De afkorting van thermische energie is:
Waarschijnlijk ken je deze vorm onder de naam: WARMTE.
Thermische energie
Etherm
Slide 13 - Tekstslide
5 soorten van energie
De afkorting van elektrische energie is:
Deze vorm van energie kun je niet zien.
De uitwerking van elektrische energie is super duidelijk. Je ziet namelijk een lamp branden, je hoort de muziek uit je telefoon en ook je computer doet niets zonder elektrische energie.
Elektrische energie
Eelek
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
5 soorten van energie
De afkorting van chemische energie is:
Chemische energie is alle energie die opgesloten zit in stoffen.
In je boterham zit chemische energie. Wanneer je een boterham eet, krijgt jouw lichaam namelijk de energie om te bewegen.
In het buskruit zit heel veel energie opgeslagen die vrijkomt wanneer het kruit ontploft.
Chemische energie
Echem
Slide 16 - Tekstslide
Echem
Eelek
Etherm
Estra
Ekin
Ebewe
Bewegingsenergie
Warmte energie
Elektrische energie
Kinetische energie
Stralingsenergie
Chemische energie
Slide 17 - Sleepvraag
Huiswerk
Vrijdag 4 december 2020
+ controle van §3.1
Maken, nakijken en verbeteren §3.2 Opdracht 10 t/m 19