H-2 paragraaf 2.1 en 2.2

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

V3I

V3F

Materiaal

Heb je alle spullen bij je?

- Boek

- Chromebook/laptop

- Schrift/papier

- Rekenmachine

Huiswerk

Is het huiswerk 1.5 t/m 1.6 gelukt?

Zijn er nog vragen over het huiswerk?

Programma vandaag

- Klassen Experiment Markt  (30 min)

- Uitleg en oefenen H-2 paragraaf 1 (15 min)

- Maken huiswerk H-2 paragraaf 1 (15 min)

- Blooket (15 min)

Leerdoelen

- Je kunt met behulp van een vraaglijn de prijs en gevraagde hoeveelheid berekenen.

 

- Je kunt uitleggen hoe en wanneer de vraag verandert en wanneer de gevraagde hoeveelheid verandert.

Klassen Experiment Markt 

Leerling instructie: Marktexperiment

Terugblik 1.5 en 1.6

Vraag 1: Procenten berekenen
Hoeveel is 15% van 80?

1. 5
2. 12
3. 15
4. 20

Vraag 2: Toe- en afname in procenten
Een prijs van €50 wordt met 20% verlaagd tijdens een uitverkoop. Wat is de nieuwe prijs?

1. €40,-
2. €45,-
3. €55,-
4. €60,-

Vraag 3: Procentuele vergelijking
Stel dat het aantal leerlingen in een klas van 30 naar 36 is gestegen. Wat is het percentage stijging?

1. 10%
2. 15%
3. 20%
4. 25%

Welke productiefactor wordt gemaakt met andere productiefactoren?

1. Natuur
2. Arbeid
3. Kapitaal
4. Ondernemerschap

Welke voorbeelden zijn voorbeelden van een productiefactor?

1. Oven bij jou thuis
2. Auto waarmee de post besteld wordt
3. Water in de parkvijver
4. Auto van je moeder

De interne of reële waarde
van 20 euro is...

1. 20 euro, wat op het briefje staat
2. wat je van 20 euro in NL kunt kopen
3. wat het kost om een briefje van 20 te maken
4. de wisselkoers, bijv. hoeveel dollar je ervoor krijgt

De externe waarde
van 20 euro is...

1. 20 euro, wat op het briefje staat
2. wat je van 20 euro in NL kunt kopen
3. wat het kost om een briefje van 20 te maken
4. de wisselkoers, bijv. hoeveel dollar je ervoor krijgt

Welke van de volgende situaties illustreert de functie van geld als rekeneenheid het beste?

1. Een supermarkt accepteert creditcards voor betalingen
2. Een taxichauffeur geeft korting aan vaste klanten
3. Een student berekent zijn maandelijkse uitgaven met behulp van een budget-app
4. Een restaurant biedt speciale prijzen voor groepen van 10 personen of meer

Hoe kan de waarde van geld dalen?

1. Door het in omloop brengen van nieuwe bankbiljetten
2. Door de vraag naar goederen en diensten te verminderen
3. Door de rentetarieven te verhogen
4. Door de productiekosten van munten en bankbiljetten te verlagen

Als het meer consumenten worden

- Meer consumenten = meer staafjes

- Lagere prijs kan ook extra vraag door 1 consument zijn

- De vraaglijn beschrijft de totale gevraagde hoeveelheid bij een bepaalde prijs.

In vergelijkingsvorm

- P = Prijs (in euro’s)

   Q = Quantity = Hoeveelheid (in mln stuks)

- Qv = -0,2P + 5

- Tekenen met behulp van 0-punten

       -  Als P = 0

           → Qv = -0,2×0 + 5 = 5

        - Als Qv = 0

           → 0 = -0,2P + 5

           → 0,2P = 5

           → P = 25

Gevraagde hoeveelheid

Qv = -0,2P + 5

P = prijs (in euro’s)

Q = hoeveelheid (in mln stuks)

- Je kunt nu bij elke prijs uitrekenen of aflezen hoeveel er gevraagd wordt.

- Als P = 20

 → Qv = -0,2×20 + 5 = 1 (mln stuks)

- Als P = 8

 → Qv = -0,2×8 + 5 = 3,4 (mln stuks)

Actie! (stilte werktijd)

Paragraaf 2.1 blz. 44, en 45 opgave 1, 2, 3 en 4.

Niet af? Wordt huiswerk.

Veranderingen

Pizzaria in dierentuin

(vraag op jaarbasis)

- Als de prijs € 8 is, worden er 50 mln stuks gevraagd

- Als de prijs daalt naar € 6 is, worden er 100 mln stuks gevraagd

- Verschuiving OVER de lijn

Maar is prijs het enige dat de omvang van de vraag bepaald?

Wat gebeurt er nu met het groene puntje?

= verschuiving VAN de lijn

Verschuivingen van/over de lijn

Actie! (stilte werktijd)

Paragraaf 2.1 blz. 44, en 45 opgave 1, 2, 3 en 4.

Paragraaf 2.1 blz. 46, 47, 48 opgave: 5, 6, 7, 8 en 10

Niet af? Wordt huiswerk.

Blooket spelen

Login: https://play.blooket.com/play