Woordenschat NN §3 Moeilijke woorden

Woorden zijn 
de adem 
van de ziel.



Pythagoras, Grieks filosoof en wiskundige
580-504 v. Chr.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woorden zijn 
de adem 
van de ziel.



Pythagoras, Grieks filosoof en wiskundige
580-504 v. Chr.

Slide 1 - Tekstslide

PROGRAMMA

- Lezen/leren
- Oefentoets Woordenschat §3 Moeilijke woorden
       

Slide 2 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

woordraadstrategieën
Zoek een synoniem
Zoek een omschrijving/ definitie
Zoek een voorbeeld
Zoek een tegenstelling
Zoek een bekend woorddeel
Bekijk de afbeelding

Slide 4 - Tekstslide

Bladzijde 182: opdr. 1-2 maken

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 1
1 decennia tientallen jaren – omschrijving
2 ten laste gelegd beschuldigd van – context; woorddelen (last = (hier) beschuldiging; denk ook aan ‘bewijslast’)
3 liquidatie moord – synoniem
4 amper nauwelijks – synoniem; context
5 recente onlangs gebeurde; korte tijd geleden (gepleegde) – omschrijving


Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 1
6 kanttekeningen opmerkingen; commentaar; kritiek – woorddelen (aantekeningen die je in de kantlijn maakt)
7 neveneffect bijwerking; onbedoeld gevolg – woorddelen (neven = naast; bij; denk ook aan ‘nevenfunctie’)
8 analyse nauwgezet onderzoek – omschrijving
9 faciliteert stelt in de gelegenheid om; vergemakkelijkt – kennis van het Frans (‘facile’ = gemakkelijk)
10 ondermijnt tast het fundament aan; beschadigt – context; woorddelen (mijn = een onderaardse gang; ondermijnen = een onderaardse gang maken waar ontplofbare stof wordt ingegraven om een versterkte plaats op te blazen)

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 1
11 fascinatie het geboeid zijn; grote interesse – context; voorbeeld
12 kornuiten vrienden – voorbeeld; context
13 grondlegger oprichter – woorddelen (grond = basis, fundament)
14 concern groot bedrijf – kennis van het Engels (‘concern’); 
voorbeeld
15 en consorten en de zijnen – voorbeeld; context
16 opzienbarende sensationele; heel bijzondere en uitzonderlijke – 
woorddelen (opzien = waar iedereen naar kijkt; baren = doen geboren worden, laten ontstaan)

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 1
17 onroerend goed panden (huizen, kantoren etc.) – synoniem
18 lucratief veel winst opleverend – context; omschrijving
19 commercie handel met duidelijk winstoogmerk – voorbeeld; 
context
20 krijgt waar voor z’n geld krijgt datgene of zelfs meer waarvoor betaald is; 
wordt beslist niet teleurgesteld – woorddelen (waar = koopwaar, goederen)
21 ongegeneerd schaamteloos – woorddelen; kennis van het Frans 

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1
22 structurele wat regelmatig voorkomt en/of terugkeert – 
woorddelen (structuur); voorbeelden
23 onderbelicht wat te weinig aandacht krijgt – woorddelen (onder = 
te weinig; belicht = waar licht op valt)
24 onthutsend verbijsterend – voorbeeld
25 gerenommeerde zeer bekende; goed bekend staande – voorbeelden
26 cliché afgezaagde uitspraak – voorbeeld


Slide 10 - Tekstslide

Woorden zijn 
de adem 
van de ziel.



Pythagoras, Grieks filosoof en wiskundige
580-504 v. Chr.

Slide 11 - Tekstslide

PROGRAMMA

- Lezen
- Woordenschat §3 Moeilijke woorden
           

Slide 12 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Bladzijde 184 opdr. 4 maken
Kijk opdracht 3 en 4 na

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 1
27 witteboordencriminaliteit misdaden gepleegd door hogere functionarissen 
(mensen met een hogere sociale status) vanachter hun bureau – voorbeelden; omschrijving/definitie
28 perspectief gezichtspunt – context
29 duiding betekenis – context; woorddelen (duiden = betekenis geven)
30 beteugelen in toom houden; onder controle brengen – woorddelen 
(teugel = leren riem die je gebruikt bij het paardrijden)

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 1
a dossier verzameling papieren met gegevens over één zaak of één persoon
b billijken goedkeuren; gepast vinden
c nuancering fijn onderscheid; iets meer afgewogen voorstelling van zaken
d conjunctuur niveau van maatschappelijke welvaart
e infiltratie binnendringing
f vetes ruzies
g absurd onzinnig; dwaas; niet logisch en heel onverstandig
h witwassen illegaal verkregen geld (zwart geld) in omloop brengen


Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 2
1 geaccentueerd - onderbelicht
2 vrijlaten - beteugelen
3 ongeïnteresseerdheid - fascinatie
4 onvoordelig - lucratief
5 steunen - ondermijnen
6 incidenteel - structureel


Slide 17 - Tekstslide

Bladzijde 183-184: opdr. 3 maken

Slide 18 - Tekstslide

PROGRAMMA
- Lezen
- Test §3 opdr 1-4
- in groepje opdracht 6 bespreken


 
timer
12:00

Slide 19 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

PROGRAMMA
Opdracht 11 (blz. 189)maken en nakijken
stencil vaste uitdrukkingen maken 

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 11
1. marktwerking
2. sekse
3. suggestieve
4. in de waan
5.  mobiliseren
6. paradox
7. profileren
8. indoctrinatie

Slide 22 - Tekstslide

Bladzijde 187: opdr. 7-8-9 maken en nakijken

Slide 23 - Tekstslide

PROGRAMMA
- Lezen/leren
- Test §3 opdr 6-10
- 30 seconds met de uitdrukkingen


 

Slide 24 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Maak twee groepjes;

knip de kaartjes los;

wie raadt
de meeste
uitdrukkin-
gen?

Slide 27 - Tekstslide

2-toets woordenschat
                                                                      30 september 2021
Noteer onderaan je toets:

Ben je goed voorbereid op deze toets? 
Leg uit waarom wel/niet. 

Klaar? Lezen

timer
40:00

Slide 28 - Tekstslide