Kennisquiz passief en participium

Kennisquiz G3A Latijn
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Kennisquiz G3A Latijn

Slide 1 - Tekstslide

De superlativus

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Geef van onderstaande woordgroep getal, geslacht en naamval
cupidissimos discipulos
A
nom. ev.
B
gen. mv.
C
nom. mv.
D
acc. mv.

Slide 4 - Quizvraag

Geef van onderstaande woordgroep getal, geslacht en naamval
maximi reges
A
abl. ev.
B
nom. mv.
C
acc. mv.
D
gen ev.

Slide 5 - Quizvraag

Geef van onderstaande woordgroep getal, geslacht en naamval
misserima uxore
A
abl. ev.
B
nom. mv.
C
acc. mv.
D
nom. ev.

Slide 6 - Quizvraag

Geef van onderstaande woordgroep getal, geslacht en naamval
fortissimo militi
A
abl. ev.
B
dat. ev.
C
gen. ev.
D
nom. mv.

Slide 7 - Quizvraag

Geef van onderstaande woordgroep getal, geslacht en naamval
pulcherrima dona
A
nom. ev.
B
abl. ev.
C
nom. mv.
D
acc. mv.

Slide 8 - Quizvraag

de dapperste
de zeer/heel dappere
zo dapper mogelijk
fortissimus omnium
quam fortissimus
fortissimus miles

Slide 9 - Sleepvraag

Het passief

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Zet de volgende werkwoordsvorm om naar het passief
defendebat
A
defendebar
B
defendebantur
C
defendebatur
D
defendebaris

Slide 15 - Quizvraag

Zet de volgende werkwoordsvorm om naar het passief
audivisti
A
audiris
B
auditus es
C
audit
D
auditus est

Slide 16 - Quizvraag

Zet de volgende werkwoordsvorm om naar het passief
scribunt
A
scribebantur
B
scribuntur
C
scripti sunt
D
scripserunt

Slide 17 - Quizvraag

Zet de volgende werkwoordsvorm om naar het passief
deletis
A
delemini
B
delebamini
C
deleti estis
D
deleverunt

Slide 18 - Quizvraag

Zet de volgende werkwoordsvorm om naar het passief
nuntiaverant
A
nuntiati sunt
B
nuntiaverantur
C
nuntiaverunt
D
nuntiati erant

Slide 19 - Quizvraag

Zet de volgende werkwoordsvorm om naar het passief
sustineremus
A
sustinebamur
B
sustinemur
C
sustineremur
D
sustinentur

Slide 20 - Quizvraag

Zet de volgende werkwoordsvorm om naar het passief
terruissem
A
territus essem
B
territus eram
C
territus sum
D
territus ibam

Slide 21 - Quizvraag

Het participium

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Zet het participium in de juiste vorm
barbarorum (ardens)
A
ardentibus
B
ardentes
C
ardentium
D
ardentem

Slide 31 - Quizvraag

Zet het participium in de juiste vorm
cladis (canens)
A
canentis
B
canentem
C
canens
D
canenti

Slide 32 - Quizvraag

Zet het participium in de juiste vorm
amicitiae (pugnans)
A
pugnantem
B
pugnantum
C
pugnanti
D
pugnantibus

Slide 33 - Quizvraag

Zet het participium in de juiste vorm
auxilio (fugiens)
A
fugiens
B
fugientibus
C
fugiente
D
pugnantem

Slide 34 - Quizvraag

Zet het participium in de juiste vorm
aetates (dormiens)
A
dromientes
B
dormientum
C
dormientem
D
dormientibus

Slide 35 - Quizvraag