Examenvoorbereiding: argumenteren
1 / 18
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Standpunt of argument?
Ik vind dat de examens niet door moeten gaan
Ik vind dat de examens niet door moeten gaan
A
Standpunt
B
Argument
Slide 3 - Quizvraag
Wat zijn signaalwoorden voor een argument?
A
Dus, daarom
B
Kortom, al met al
C
Want, immers
D
Ook, bovendien
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Je rijdt veel te hard binnen de bebouwde kom: verkeersregels zijn er niet voor niets!
A
Ervaring
B
Normen en waarden
C
Voorbeeld
D
Vermoedens
Slide 7 - Quizvraag
De instelling van het team is bijzonder goed. Dat merk je wel aan de sfeer in de groep.
A
Persoonlijke overtuiging
B
Voorbeeld
C
Vergelijking
D
Emotie
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Wat is een drogreden?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Video
Slide 13 - Tekstslide
Die verslaggever van Nieuwsuur is altijd slordig gekleed. Naar zo iemand luister je toch niet graag?
A
Cirkelredenering
B
Bespelen van het publiek
C
Onjuist beroep op kenmerk of eigenschap
D
Vertekenen van het standpunt
Slide 14 - Quizvraag
Het aantal mensen bij wie staart wordt geconstateerd, neemt toe. Mensen krijgen steeds slechtere ogen.
A
Vals dilemma
B
Overhaaste generalisatie
C
Verkeerde vergelijking
D
Onjuist beroep op oorzaak - gevolg
Slide 15 - Quizvraag
Als de examenklassen studieverlof hebben, hebben wij daar ook recht op.
A
Vals dilemma
B
Cirkelredenering
C
Onjuist beroep op kenmerk of eigenschap
D
Verkeerde vergelijking
Slide 16 - Quizvraag
Wie het niet met mij eens is, beschouw ik als mijn tegenstander
A
Vals dilemma
B
Bespelen van het publiek
C
Vertekenen van het standpunt
D
Onjuist beroep op autoriteit
