H4 Werkwoordspelling op blz. 132-133 opdracht 1 t/m 5
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Vul de goede vorm in: '..... (worden) Lotte niet van school gestuurd?'.
A
word
B
worden
C
wordt
D
wordd
Slide 4 - Quizvraag
Vul de goede vorm in: '..... (worden) je niet van school gestuurd?'.
A
word
B
wordt
C
worden
D
wordd
Slide 5 - Quizvraag
Natuurlijk ..... (begeleiden) u Elise naar de toezichthouder!
A
begeleid
B
begeleidt
C
begeleiden
D
begeleit
Slide 6 - Quizvraag
Natuurlijk ..... (begeleiden) zij Shalemar & Mirthe naar de toezichthouder!
A
begeleid
B
begeleidt
C
begeleiden
D
begeleit
Slide 7 - Quizvraag
Een pvtt kan nooit met -dt zijn als de stam van een werkwoordt eindigt op een -t.
A
Waar
B
Niet waar
C
Geen van beiden
D
Beiden is goed
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een infinitief?
A
Een gebiedende wijs
B
Een persoonsvorm met -dt
C
Het hele werkwoord
D
Een Engels werkwoord
Slide 9 - Quizvraag
Dani laad/laadt zijn laptop op
A
laad
B
laadt
Slide 10 - Quizvraag
Stan en Luuk ..... (opladen) hun laptops .......
A
laden
B
laden op
C
oplaad
D
oplaadt
Slide 11 - Quizvraag
Hoort het stukje 'op' in het werkwoord 'opladen' ook bij het werkwoordelijk gezegde?
A
JA
B
NEE
Slide 12 - Quizvraag
Er zijn werkwoorden die op verschillende manieren geschreven worden en toch hetzelfde klinken: kosten – kostten; vergoeden – vergoedden; verbrandde – verbrande. Het gaat steeds om werkwoorden waarbij de ik-vorm tt op -d of -t eindigt: kosten – kost; vergoeden – vergoed.
Om de juiste keuze te maken tussen -de(n) en -dde(n) of tussen -te(n) en -tte(n), moet je vaststellen met welke werkwoordsvorm je te maken hebt.
Slide 13 - Tekstslide
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):
ik of jij erachter
ik-vorm
ik word, vind jij
enkelvoud: jij/hij/zij/het
ik-vorm + t
jij wordt, zij vindt
meervoud:
wij/zij/jullie
hele werkwoord
wij vinden, jullie worden
Slide 14 - Tekstslide
Persoonsvorm verleden tijd
Slide 15 - Tekstslide
Persoonsvorm verleden tijd
Slide 16 - Tekstslide
Infinitief
Een infinitief is een vorm van het werkwoord.
Met de infinitief wordt het hele werkwoord bedoeld.
Loopt --> infinitief is dan lopen
Schaatst --> infinitief is dan schaatsen
Fietsten --> infinitief is fietsen fietsen
Slide 17 - Tekstslide
Voorbeeld voltooid deelwoord - sterk werkwoord:
gelopen
geslapen
bedrogen
Voorbeeld voltooid deelwoord - zwak werkwoord:
gemaakt
gegooid
verhuisd
Voltooid deelwoord
Slide 18 - Tekstslide
Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruiken?
Schrijf het zo kort mogelijk!
Slide 19 - Tekstslide
Hele werkwoord
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Mesten
Het veld is gemest
Het gemeste veld
Huren
Het huis is gehuurd
Het gehuurde huis
Doden
Het dier is gedood
Het gedode dier
Redden
Het hert is gered
Het geredde hert
hele werkwoord
voltooid deelwoord
bijvoegelijk naamwoord
mesten
De tuin is gemest.
de gemeste tuin
huren
Het huis is gehuurd.
het gehuurde huis
doden
Het dier is gedood.
het gedode dier
redden
Het hert is gered.
het geredde hert
lopen
De route is gelopen.
de gelopen route
Slide 20 - Tekstslide
Persoonsvorm verleden tijd
Slide 21 - Tekstslide
https:
Slide 22 - Link
De wedstrijd ontaar... in een schoppartij waarna hij gestaakt werd.
A
de
B
dde
C
dden
Slide 23 - Quizvraag
Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt van: missen
A
gemiste
B
gemisde
Slide 24 - Quizvraag
Het bedroef... me zeer dat anderen goede sier willen maken met mijn verdiensten. (bedroeven)
A
de
B
te
C
dte
D
dde
Slide 25 - Quizvraag
De aan die discussie beste_ tijd voelde gisteren als verloren tijd”, zei Jean Luca Montovani.
A
de
B
dde
C
dte
D
en
Slide 26 - Quizvraag
Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt van: aanbranden
A
aanbrande
B
aanbrandde
C
aangebrande
D
aangebrandde
Slide 27 - Quizvraag
Na die make-over herken... Carrot Caesar niet meer.
A
de
B
dde
C
den
D
dden
Slide 28 - Quizvraag
Hij vergroo_ de foto zodanig dat alle details zichtbaar waren.
A
te
B
tte
C
de
D
dde
Slide 29 - Quizvraag
Terwijl we de bestanden downloa..., keken we tv.
A
den
B
dden
C
de
D
dde
Slide 30 - Quizvraag
Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt van: verkleden
A
geverklede
B
verkleede
C
verkleedde
D
verklede
Slide 31 - Quizvraag
Wat is geen voltooid deelwoord?
A
gebeeldhouwd
B
gestofzuigd
C
gebekvecht
D
weggevliegd
Slide 32 - Quizvraag
Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt van: verliezen