H3 & H4 Werkwoordspelling 2HV

Deze les
Bespreken huiswerk: H3 Spelling blz. 98-99 opdracht 1 t/m 5.
Uitleg werkwoordspelling Via Lessonup
Oefenen
Huiswerk maken
Huiswerk:
H3 werkwoordspelling blz. 100-101 opdracht 1 t/m 5
H4 Werkwoordspelling op blz. 132-133  opdracht 1 t/m 5





1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Deze les
Bespreken huiswerk: H3 Spelling blz. 98-99 opdracht 1 t/m 5.
Uitleg werkwoordspelling Via Lessonup
Oefenen
Huiswerk maken
Huiswerk:
H3 werkwoordspelling blz. 100-101 opdracht 1 t/m 5
H4 Werkwoordspelling op blz. 132-133  opdracht 1 t/m 5





Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Vul de goede vorm in:
'..... (worden) Lotte niet van school gestuurd?'.
A
word
B
worden
C
wordt
D
wordd

Slide 4 - Quizvraag

Vul de goede vorm in:
'..... (worden) je niet van school gestuurd?'.
A
word
B
wordt
C
worden
D
wordd

Slide 5 - Quizvraag

Natuurlijk ..... (begeleiden) u Elise naar de toezichthouder!
A
begeleid
B
begeleidt
C
begeleiden
D
begeleit

Slide 6 - Quizvraag

Natuurlijk ..... (begeleiden) zij Shalemar & Mirthe naar de toezichthouder!
A
begeleid
B
begeleidt
C
begeleiden
D
begeleit

Slide 7 - Quizvraag

Een pvtt kan nooit met -dt zijn als de stam van een werkwoordt eindigt op een -t.
A
Waar
B
Niet waar
C
Geen van beiden
D
Beiden is goed

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een infinitief?
A
Een gebiedende wijs
B
Een persoonsvorm met -dt
C
Het hele werkwoord
D
Een Engels werkwoord

Slide 9 - Quizvraag

Dani laad/laadt zijn laptop op
A
laad
B
laadt

Slide 10 - Quizvraag

Stan en Luuk ..... (opladen) hun laptops .......
A
laden
B
laden op
C
oplaad
D
oplaadt

Slide 11 - Quizvraag

Hoort het stukje 'op' in het werkwoord 'opladen' ook bij het werkwoordelijk gezegde?
A
JA
B
NEE

Slide 12 - Quizvraag

Er zijn werkwoorden die op verschillende manieren geschreven worden en toch hetzelfde klinken: kosten – kostten; vergoeden – vergoedden; verbrandde – verbrande. Het gaat steeds om werkwoorden waarbij de ik-vorm tt op -d of -t eindigt: kosten – kost; vergoeden – vergoed.
Om de juiste keuze te maken tussen -de(n) en -dde(n) of tussen -te(n) en -tte(n), moet je vaststellen met welke werkwoordsvorm je te maken hebt.

Slide 13 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):



ik of jij erachter
ik-vorm 
ik word, vind jij
enkelvoud: jij/hij/zij/het
ik-vorm + t
jij wordt, zij vindt
meervoud:
wij/zij/jullie
hele werkwoord
wij vinden, jullie worden 

Slide 14 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 15 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 16 - Tekstslide

Infinitief
Een infinitief is een vorm van het werkwoord.

Met de infinitief wordt het hele werkwoord bedoeld. 
Loopt --> infinitief is dan lopen
Schaatst --> infinitief is dan schaatsen
Fietsten --> infinitief is fietsen fietsen

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld voltooid deelwoord - sterk werkwoord:
  • gelopen
  • geslapen
  • bedrogen
  • Voorbeeld voltooid deelwoord - zwak werkwoord:
  • gemaakt
  • gegooid
  • verhuisd
Voltooid deelwoord

Slide 18 - Tekstslide

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruiken?

Schrijf het zo kort mogelijk!

Slide 19 - Tekstslide



Hele werkwoord​
Voltooid deelwoord​
Bijvoeglijk naamwoord​
Mesten​
Het veld is gemest​
Het gemeste veld​
Huren​
Het huis is gehuurd​
Het gehuurde huis​



Doden​
Het dier is gedood​
Het gedode dier​
Redden​
Het hert is gered​
Het geredde hert​

















hele werkwoord
voltooid  deelwoord
bijvoegelijk naamwoord
mesten
De tuin is gemest.
de gemeste tuin
huren
Het huis is gehuurd.
het gehuurde huis
doden
Het dier is gedood.
het gedode dier
redden
Het hert is gered.
het geredde hert
lopen
De route is gelopen.
de gelopen route

Slide 20 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

De wedstrijd ontaar... in een schoppartij waarna hij gestaakt werd.
A
de
B
dde
C
dden

Slide 23 - Quizvraag

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt van:
missen
A
gemiste
B
gemisde

Slide 24 - Quizvraag

Het bedroef... me zeer dat anderen goede sier willen maken met mijn verdiensten. (bedroeven)

A
de
B
te
C
dte
D
dde

Slide 25 - Quizvraag

De aan die discussie beste_ tijd voelde gisteren als verloren tijd”, zei Jean Luca Montovani.
A
de
B
dde
C
dte
D
en

Slide 26 - Quizvraag

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt van:
aanbranden
A
aanbrande
B
aanbrandde
C
aangebrande
D
aangebrandde

Slide 27 - Quizvraag

Na die make-over herken... Carrot Caesar niet meer.
A
de
B
dde
C
den
D
dden

Slide 28 - Quizvraag

Hij vergroo_
de foto zodanig dat alle details zichtbaar waren.
A
te
B
tte
C
de
D
dde

Slide 29 - Quizvraag

Terwijl we de bestanden downloa..., keken we tv.
A
den
B
dden
C
de
D
dde

Slide 30 - Quizvraag

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt van:
verkleden
A
geverklede
B
verkleede
C
verkleedde
D
verklede

Slide 31 - Quizvraag

Wat is geen voltooid deelwoord?

A
gebeeldhouwd
B
gestofzuigd
C
gebekvecht
D
weggevliegd

Slide 32 - Quizvraag

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt van:
verliezen
A
verliesde
B
verliezde
C
verloren
D
verloorde

Slide 33 - Quizvraag

Huiswerk 
H3 Werkwoordspelling vanaf blz. 100
Maken opdracht 1 t/m 5
 
H4 Werkwoordspelling op blz. 132-133
Maken opdracht 1 t/m 5

Slide 34 - Tekstslide