De Brug - H4 30 september 2022

Wat gaan we vandaag doen?
- Vragen beantwoorden over 'soorten lezen'.
- Uitleg over tekstverbanden en signaalwoorden.
- Zelf aan de slag met opdrachten.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
- Vragen beantwoorden over 'soorten lezen'.
- Uitleg over tekstverbanden en signaalwoorden.
- Zelf aan de slag met opdrachten.

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zat het ook al weer met die verschillende vormen van lezen?

Slide 2 - Tekstslide

Wat is globaal lezen?
A
De hele tekst lezen
B
De tekst bekijken en informatie zoeken die je nodig hebt
C
De eerste en laatste zinnen van alle alinea's lezen

Slide 3 - Quizvraag

Bij oriënterend lezen . . . .
A
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst
B
bekijk je de tekst en lees je de 1e alinea
C
lees je de 1e en laatste zin van elke alinea
D
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt

Slide 4 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte?
Hoofdgedachte ?
A
Man vindt vogelspin in fruit en dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 5 - Quizvraag

Bij zoekend lezen . . .
A
lees je de 1e en laatste zin van elke alinea
B
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt
C
bekijk je de tekst en lees je de 1e alinea
D
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst

Slide 6 - Quizvraag

Wat is precies lezen?
A
hele tekst lezen van de eerste tot de laatste zin
B
tussenkopjes en inleiding lezen
C
het stukje tekst lezen waar je antwoord staat
D
van elke alinea de 1e en laatste zin lezen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is precies lezen?
A
Je leest de titel, tussenkopjes, de bron en de kernzinnen (eerste en laatste zinnen van alle alinea's).
B
Je leest het stukje dat je nodig hebt.
C
Je leest de tekst goed van de eerste zin tot en met de laatste zin.
D
Je leest de titel, tussenkopjes, afbeeldingen, eerste en laatste alinea van de tekst.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte?
A
Belangrijkste zin in een alinea
B
De belangrijkste zin in het slot
C
Het geeft aan hoe de tekst is opgebouwd
D
Vat het belangrijkste samen wat er in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.

Slide 9 - Quizvraag


Het doel van vandaag is dat je verschillende verbanden in teksten kunt herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Slide 10 - Tekstslide


Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een 'tekstverband'.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

>> De tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 13 - Tekstslide


Tekstverbanden
(oefenen)

Slide 14 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Maak opdracht 10, 11 op blz. 244
Ben je klaar? Maak dan opdracht 12 op blz. 245

Slide 15 - Tekstslide

Tekstverbanden

 Opdracht 10
1. chronologisch
2. toelichtend
3. opsommend
4. tegenstellend



Slide 16 - Tekstslide

Tekstverbanden

Opdracht 11 (blz. 244)
1. chronologisch
2. opsommend
3. toelichtend (en opsommend)
4. toelichtend


Slide 17 - Tekstslide

Tekstverbanden 
Opdracht 12 (blz. 245)
1. opsommend
2. C 
3. niet alleen, ook
4. B
5. A -> bovendien (alinea 1)







Slide 18 - Tekstslide

Je kunt / weet ...

het verschil tussen verbanden in teksten en je kunt deze herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Slide 19 - Tekstslide

Goed gewerkt en een fijn weekend!

Slide 20 - Tekstslide