T1: Bs 8: Koudbloedige en warmbloedige dieren

Welkom!

  • Doe je jas uit en tas van tafel
  • Ga rustig zitten en pak je boek, schrift en laptop erbij
  • Schrijf in je schrift 3 dingen op die je nog weet van de vorige les. 
timer
1:30
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

  • Doe je jas uit en tas van tafel
  • Ga rustig zitten en pak je boek, schrift en laptop erbij
  • Schrijf in je schrift 3 dingen op die je nog weet van de vorige les. 
timer
1:30

Slide 1 - Tekstslide

Koudbloedige en warmbloedige dieren

Slide 2 - Tekstslide

Programma
  • Terugblik 
  • Lesdoelen 
  • Uitleg basisstof 8
  • Opdrachten maken
  • Huiswerk 

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik

Slide 4 - Tekstslide

teer veroorzaakt longkanker
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Heeft nicotine een verslavende werking?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Wat zit er in een sigaret?

Slide 7 - Tekstslide

Ik heb een vraag...
Ja, ik heb een vraag
nee, ik heb een vraag

Slide 8 - Poll

Koudbloedige en warmbloedige dieren

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoel
Ik kan het verschil in verbranding bij koudbloedige en warmbloedige dieren beschrijven. 

Slide 10 - Tekstslide

Koudbloedig & warmbloedig
warmbloedig = constante lichaamstemperatuur
koudbloedig = wisselende lichaamstemperatuur
Hoe hoger de lichaamstemperatuur hoe meer verbranding
Want een koudbloedig dier kan ook in een warme omgeving zijn, op dat moment is zijn lichaamstemperatuur ook 'warm' (hoog). 
Warmbloedige dieren houden hun lichaams temperatuur altijd even hoog ongeacht de buiten temperatuur
bijv: wij mensen houden onze lichaamstemperatuur constant rond de 37 graden ook al is het koud in onze omgeving.
Koudbloedige dieren hebben een wisselende lichaamstemperatuur, Bij deze dieren is de lichaamstemperatuur ongeveer gelijk aan hun omgeving
bijv: als het buiten 3 graden is heeft de kikker een lichaams temperatuur van 3 graden. Als het 26 graden is zijn zijn omgeving zal zijn lichaamstemperatuur ook 26 graden zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Koudbloedig
  • wisselende temperatuur
  • weinig verbranding bij lage temperatuur
Gevolg? 
  • winterslaap
Wat gebeurt er? 
Weinig verbranding = weinig energie beschikbaar
Bij koud weer zijn koudbloedige dieren niet erg actief
Veel koudbloedige dieren doen aan winterslaap
-Lichaamstemperatuur daalt
-Stofwisseling vertraagt
-Weinig energie en zuurstof nodig
-Sommige reptielen ademen de hele winterslaap niet

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Warmbloedig
  • Constante temperatuur
  • Voortdurend verbranding
  • Extra verbranding bij kou
Waarom? 
  • isolatie
  • trek
  • enkele houden winterslaap
Er vindt extra veel verbranding plaats om hun lichaamstemperatuur op peil te houden.
Er komt extra energie vrij, dus ze zijn ook in de winter actief. 
Er is veel voedsel nodig om zo'n actief leven te kunnen leiden
Isolatie:
Zoogdieren: vetlaag onder de huid & dikke vacht met haren 
Vogels: vetlaag onder de huid & verenpak
Trek = wegtrekken naar andere warmere streken in de herfst (ook walvissen trekken bijv. weg naar warmere wateren)
Winterslaap = sommige dieren zoals egels en vleermuizen

Slide 14 - Tekstslide

In de winter vindt er in het lichaam van de meeste warmbloedige dieren:
A
Geen verbranding plaats
B
Minder verbranding plaats dan in de zomer
C
Evenveel verbranding plaats als in de zomer
D
Meer verbranding plaats dan in de zomer

Slide 15 - Quizvraag

Zijn vleermuizen koudbloedige of warmbloedige dieren?
A
koudbloedige dieren
B
warmbloedige dieren

Slide 16 - Quizvraag

Tim zegt: Als dieren altijd dezelfde lichaamstemperatuur hebben, zijn ze warmbloedig
Karen zegt: Warmbloedige dieren hebben in een warme omgeving een hogere lichaamstemperatuur dan in een koude omgeving
A
beide hebben gelijk
B
beide hebben ongelijk
C
Tim: heeft gelijk Karen: heeft geen gelijk
D
Tim: heeft geen gelijk Karen: heeft gelijk

Slide 17 - Quizvraag

Ik heb een vraag
Ja, ik heb een vraag
Nee, ik heb geen vraag.

Slide 18 - Poll

To do:
  • Wat? Opdrachten maken van paragraaf 7 en 8
  • Vraag? Vraag het eerst fluisterend aan je buurman. Komen jullie er samen niet uit, vraag de docent.
  • Klaar? Maak alvast een samenvatting en de opdrachten van de basisstof 5 en 6 af! 


timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video