creatief schrijven - korte opdrachten

Creatief Schrijven I
CREATIEF SCHRIJVEN
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3-6

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Creatief Schrijven I
CREATIEF SCHRIJVEN

Slide 1 - Tekstslide

Minuutschrijven

Noteer de beroemde woorden:

Er was eens ... 

Slide 2 - Tekstslide

Nu maak je deze zin zo boeiend mogelijk af ...

Slide 3 - Tekstslide

Gebruik je fantasie
Geef nu je blad door aan je buur ...

Je krijgt 2 minuten de tijd om een vervolg te schrijven op de voorgaande zin. 

 Het mag de grootste onzin zijn, dat maakt niet uit, als je maar schrijft.

timer
2:00

Slide 4 - Tekstslide

Waar let je op bij het schrijven?
  • Is de tekst vloeiend/ loopt het?
  • Creativiteit (zinsbouw, woordgebruik)
  • Samenhang (signaalwoorden)
  • Spelling
  • Leestekens 

Slide 5 - Tekstslide

Saaie zin <-> levendige zin
De jongen loopt in het bos.

Voeg bijvoeglijk naamwoorden toe:
  • De boze jongen loopt door het donkere, natte bos. 

Show don't tell
  • De jongen trok zijn schouders op, fronste zijn wenkbrauwen en stampte met driftige passen door het bos. Klonten blubber bleven aan zijn schoenen hangen. Bij iedere windvlaag vielen geruisloos dikke druppels water op zijn hoofd en schouders. 

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht creatief schrijven
Vandaag gaan jullie aan de slag met een leuke en creatieve schrijfopdracht! Jullie krijgen vier woorden die jullie moeten gebruiken in een verhaaltje van ongeveer 400 woorden. Het doel is om je fantasie te gebruiken en te oefenen met beelden en levendig schrijven.
De vier woorden zullen aan de hand van een rad op het bord door de docent bepaald worden.
Deze vier woorden moeten duidelijk terug te zien zijn in jouw verhaal. Onderstreep deze woorden in je tekst.
Denk goed na over hoe je het verhaal interessant maakt en zorg ervoor dat het een logisch geheel vormt.
Veel schrijfplezier, en we zijn benieuwd naar jullie creatieve verhalen!

Slide 7 - Tekstslide

Wie iets doet

Slide 8 - Tekstslide

Wat er gebeurt

Slide 9 - Tekstslide

Een bijzonderheid

Slide 10 - Tekstslide

Met wie of wat

Slide 11 - Tekstslide

Veel gemaakte fouten
Ik en mijn vriend      =    mijn vriend en ik
me boek = MIJN boek
Getallen tot twintig schrijf je uit. Dus niet 3, maar drie

Slide 12 - Tekstslide