Les 1 Kc zwak astigmatisme

KC refractie
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
OBMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

KC refractie

Slide 1 - Tekstslide

Theorie en praktijk                                 Laila van der Toorn 
Lesmateriaal
Einddoel refractie lessen
  • eindexamen theorie P3-K2
  • Onderdeel van eindexamen praktijk Binoculaire refractie

Slide 2 - Tekstslide

Theorie en praktijk                                 Laila van der Toorn 
Lesmateriaal
1) Refractie - kc - theorieboek, praktijkboek en werkboek
Deze kan gratis gedownload worden in de MBOwebshop als volgt:
  • log in MBOwebshop
  • kies : mijn account
  • kies: readers
  • is zet het ook in Teams
  • Een hardcopy versie van de optiekboeken/readers kun je kopen via  MBOwebshop
4) LessonUp.app. gratis, lessen zijn terug te kijken.
  • inloggen met de pincode en je naam.   Klascode: QGEQP
  • Account aanmaken. optioneel; met school e-mail. 






Slide 3 - Tekstslide

Theorie en praktijk
Lesmateriaal  
5) Voorbeeld video's
Op Teams "Refractie-praktijk filmpjes" is een link geplaatst naar diverse voorbeelden video's van refractie.
  • toegang op aanvraag via chat 



                                                                                                   voorbeeld:

Slide 4 - Tekstslide

Planning
Leerdoelen 
Inleiding; wat is een kruiscilinder?
Kruiscilinder, verschillende soorten astigmatisme.
Stap 1 tot en met 5 van zwak KC-methode.
Stap 6 tot en met 9 van zwak KC-methode.
Rood proef, stappen sterk KC-methode, voor- en nadelen.
Herhalen.

Slide 5 - Tekstslide

Refractie volgens KC-methode
Wanneer 

Waarom 

Hoe 

Slide 6 - Tekstslide

Refractie volgens KC-methode

Wanneer
- Het is een modernere meetmethode.
- vreemde antwoorden
 - lager IQ, zij kunnen de specifieke vraagstelling soms niet goed interpreteren waardoor zij vreemde antwoorden geven.
- lage eindvisus,
- cornea-onregelmatigheden waarbij op de stralenkrans meer dan één scherpterichting kan optreden
Waarom
- minder tijdrovend, vooral bij zwak astigmatisme


Slide 7 - Tekstslide

Refractie volgens KC-methode
De KC refractie mag gedaan worden m.b.v. de phoropter.
 Hoe
- monoculaire refractie ( andere oog occulderen) 
-  het oog mag niet geneveld zijn
- een vorm neutrale optotype gebruiken bijvoorbeeld de ’’o’’ 
- op KC-dots

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een kruiscilinder?
KC= kruiscilinder= zijn twee loodrecht gekruiste cilinders van gelijke sterkte maar met tegenovergesteld teken. Dus een glas heeft een Cilindersterkte van +0,25 en de andere
- 0,25. Door het optellen van de sterktes in de meridianen van beide glazen ontstaat een torisch glas.

Slide 9 - Tekstslide

KC 0,25 

Precies tussen beiden
hoofdrichtingen (45graden)
is de sterkte plan.
Totale sterkte
S+0,25= C-0,50 



Slide 10 - Tekstslide

De sterkte van een kruiscilinder
In  de phoropter  KC altijd 0,25 
Welke sterkte heeft een kruiscilinder (KC) van 0,50?
Welke sterkte heeft een KC van 1,00?


Slide 11 - Tekstslide

Welke sterkte heeft een KC
Voorbeeld: KC 0.50
S 0,00 = C -0.50 x 90
S 0,00 = C +0,50 x 180

Deze 2 glazen moet je bij elkaar optellen >> máár dit kan alleen wanneer beide sterktes in dezelfde asrichting staan.
>> transponeren!

Slide 12 - Tekstslide

Welke sterkte heeft een KC
S 0,00 = C +0.50 x 180 >> S +0,50 = C -0,50 x 90

S +0,00 = C -0,50 x 90
S +0,50 = C -0,50 x 90
------------------------ +
S +0,50 = C -1,00 x 90
                                                  >> KC 0,50 = S +0,50 = C -1,00 x 90

Slide 13 - Tekstslide

Kc stokje voor pasbril 
In de praktijk wordt het meest gewerkt met een KC 0,25.

Aangezien aan de KC een stokje zit, kun je de as van het KC-glas zelf bepalen door het stokje in een bepaalde richting te
houden.
De rode puntjes/lijntjes op 
het KC-glas geven de sterkte aan.

Slide 14 - Tekstslide

Stappen KC-refractie // zwak
                              1. Beginvisus bepalen.
                             2. Sferische correctie // hoogste glas + hoogste visus.
                             3. Instellen van het werkastigmatisme.

                            4. Bepaling globale cilinder-as richting.
                            5. Correctie cilindersterkte.
                            6. Bepaling nauwkeurige as-richting.
                            7. Controle cilindersterkte & as-richting.

                            8. Controle sferische sterkte.
                           

                            9. Rood-groenproef.

Slide 15 - Tekstslide

1. Bepaling visus monoculair 
Vragen die je kunt stellen:
- Kunt u de letters in het verlichte vlak lezen?
- Kunt u de letters oplezen?
- Kunt u de letters op de 1e / 2e / 3e regel oplezen?


Noteer de beginvisus én de eindvisus altijd in het klantenbestand.
  • op je examen noteer je de begin- en eindvisus op het anamnese formulier.

wat is de beginvisus?

Slide 16 - Tekstslide

2. Sferische correctie // hg + hv
Je begint de oogmeting altijd met een positief glas.
Welke sterkte je voorhoudt hangt af van de beginvisus.


Visus
Welke sterkte houd je voor?
< 0.2
S +2,00 / S -2,00
tussen 0.2 - 0.5
S +1,00 / S -1,00
tussen 0.6 - 0.8
S +0,50 / S -0,50
> 0.8
S +0,25 / S -0,25

Slide 17 - Tekstslide

2. Sferische correctie // hg + hv
Vragen die je kunt stellen:
- Bij een positief glas: Wordt het met dit glas ervoor slechter of gelijk?
- Bij een negatief glas: Wordt het met dit glas ervoor beter of gelijk?


Slide 18 - Tekstslide

2. Sferische correctie // hg + hv
Positief glas:
Bij 'beter' en 'gelijk' plaats je het glas in de pasbril.
Visusverbetering is niet noodzakelijk, het kan namelijk zijn dat de klant accommodeert.
Bij het voorhouden van een plusglas laat (gedeeltelijk) de accommodatie los: de visus blijft gelijk.

Doorgaan met positieve glazen tot het slechter wordt.
Controleer altijd de visus. Plus glas altijd geven als de visus gelijk blijft.

Slide 19 - Tekstslide

2. Sferische correctie // hg + hv
Negatief glas:
Bij 'beter' geef je het glas in de pasbril.
Je controleert altijd op visusverbetering; alleen bij visusverbetering mag je het glas plaatsen.

Let op bij 'zwarter' en 'kleiner':
- het oog is aan het accommoderen. Het glas niet geven
- controleer altijd op visusverbetering.

Doorgaan met negatieve glazen tot het gelijk blijft, of slechter wordt. 
Dit glas niet geven.

Slide 20 - Tekstslide

2. Sferische correctie // hg + hv
De klant twijfelt:
- het voorgehouden glas is te zwak: de klant ziet geen visusverschil.
>> bijvoorbeeld: Je houdt bij visus 0.2 een S +0,50 glas voor. Deze stap is te klein.

- het voorgehouden glas hoort wel bij de visus, maar maakt weinig verschil.
>> bij een positief (+) glas, plaats je deze wél, bij een negatief glas (-) plaats je deze niet.
Bepaal hoogste glas + hoogste visus.

Slide 21 - Tekstslide

3. Instellen van het werkastigmatisme
Bij deze stap bepaal jezelf of je gaat werk vanuit:
- enkelvoudig myoop astigmatisme, óf
- zuiver gemengd astigmatisme.

Enkelvoudig myoop astigmatisme: Wij gebruiken deze in de praktijklessen 
>> je kunt door naar stap 4.

Zuiver gemengd astigmatisme:
>> sferische 1/2 van de geschatte cilinder toevoegen.
>> rood-groenproef. 

Slide 22 - Tekstslide

3. Instellen van het werkastigmatisme

Zuiver gemengd astigmatisme:
>> sferische 1/2 van de geschatte cilinder toevoegen.
>> rood-groenproef. Deze moet gelijk worden bij het geven van S-0.25/-0.50. Meestal is de helft van de geschatte cilinder-sterkte nodig. 

Slide 23 - Tekstslide

4. Globale as-richting bepalen
Als je hg + hv hebt bepaald en de visus is > 0.6, ga je de globale as-richting bepalen.

>> je laat de klant naar een vormneutraal optotype kijken.
  • O
  • Landolt C
  • KC-stippen


Slide 24 - Tekstslide

4. Globale as-richting bepalen
Bij de globale as bepaling ga je kijken in welke richting de cilinder ongeveer moet liggen.

Slide 25 - Tekstslide

4. Globale as-richting bepalen
Je gaat de asrichting bepalen m.b.v. de KC


Stand 1: de min-as op 0
Stand 2: de min-as op 90

De voorkeur van de klant onthoud je.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

4. Globale as-richting bepalen
Stand 3: de min-as op 45
Stand 4: de min-as op 135

De voorkeur van de klant onthoud je.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

4. Globale as-richting bepalen
Vraagstelling:
  • "U ziet nu een aantal stippen. Ik ga met een glaasje twee verschillende mogelijkheden aanbieden. Wilt u aangeven wanneer de stippen zwarter en mooier rond zijn: bij stand 1 of 2?"


Slide 30 - Tekstslide

4. Globale as-richting bepalen
Klant heeft geen voorkeur bij het bepalen van de globale as.
Wanneer een klant geen cilinder nodig heeft, ziet hij/zij geen verschil tijdens het voorhouden van een KC, geen verschillen tussen de standen 1, 2, 3 en 4 (0, 90, 45, 135).

>> je kan direct doorgaan naar de rood-groenproef

tip: controleer voor de zekerheid nog de sferische sterkte; misschien is de accommodatie losgelaten bij het kijken naar de stippen. 


Slide 31 - Tekstslide

5. Correctie cilindersterkte
>> Plaats 2/3 van de geschatte cilindersterkte (a.d.h.v. hg + hv).
>> Minimaal C -0,50  Bij een visus > 1, 00 mag oog -0,25 zijn
>> Plaats de cilinder in de richting van de globale as-bepaling.

Je gaat met de KC testen of de cilindersterkte nog opgevoerd moet worden.
  • de C - as houdt je in dezelfde stand als de cilinderas.

Tip:  soms is het handiger om eerst de as iets nauwkeriger te bepalen 

Slide 32 - Tekstslide

5. Correctie cilindersterkte
Vraagstelling:
  • Wanneer vind u de stippen mooier rond en zwart, bij stand één of stand twee?
  • Bij welke stand vind u de stippen beter, bij stand één of twee?

Bij kleine verschillen:
  • Of ziet u weinig verschil?
Rood beter= cilinder toevoegen
Wit beter= cilinder eraf
Rood en wit gelijk= dan zo laten
Let op: We willen zo min mogelijk min geven.


Slide 33 - Tekstslide

5. Correctie cilindersterkte
Antwoorden:
  • Stand waar de C-as in de asrichting wordt gehouden = beter.
>> Je voegt C -0,50 toe.
>> Je voegt C -0,50 toe wanneer de klant maar een kleine voorkeur had.

  • Stand waar de C-as loodrecht op de asrichting wordt gehouden = beter.
>> Je voegt C +0,25 toe; je zwakt de cilinder dus af.

  • Klant ziet geen verschil.
>> De juiste cilindersterkte is bereikt; je gaat door naar de cilinder-as controle.

Slide 34 - Tekstslide

6. Bepaling nauwkeurige asrichting
Vraagstelling:
  • Let u op de stippen. Bij welke stand is de vorm meer rond, bij stand één of stand twee?
  • Wat vind u beter? Stand één of twee, of vind u beide standen gelijk?

De verfijning van de asrichting werkt het best als de cilinder de juiste sterkte heeft.
> de asrichting is zuiverder.

Een correctie die niet in de juiste asrichting is geplaatst, zal restastigmatisme opwekken.
> er ontstaan een KC-fout in het oog.

Begin dus altijd met het controleren van de cilindersterkte.

Slide 35 - Tekstslide

6. Bepaling nauwkeurige asrichting
>> Houdt het "steeltje" van de KC in de richting van de cilinderas.
      >> op de phoropter is dit het 'wieltje'.

De kruiscilinder staat dan in beide KC-standen
onder een hoek van 45 graden t.o.v. de geplaatste
cilindercorrectie. 

Slide 36 - Tekstslide

6. Bepaling nauwkeurige asrichting
Antwoorden:
Stand 1 = beter; rode stip/lijn zit aan de rechterkant van de cilindersterkte.
>> je draait de C - as naar de rode stip/lijn; naar rechts.

Stand 2 = beter: rode stip/lijn zit aan de linkerkant van de cilindersterkte.
>> je draait de C -as naar de rode stip/lijn; naar links.

Geen verschil: je hebt de juiste cilinderas bereikt.

Slide 37 - Tekstslide

6. Bepaling nauwkeurige asrichting
Het aantal graden dat je draait is afhankelijk van de wijze waarop de klant antwoord geeft.

>> herhaal dit tot de klant geen verschil meer waarneemt tussen de twee KC-standen.
  • je hebt de juiste cilinderas bereikt.



Slide 38 - Tekstslide

6. Bepaling nauwkeurige asrichting
Aangezien je na het bepalen van de globale asrichting meteen de cilinder hebt gecorrigeerd, is de kans groot dat je een paar graden naast de as zit die de klant nodig heeft.
De as van de oogfoucilinder ( C+as) komt dan niet overeen met de as van de correctiecilinder (C-as).
De assen liggen dan niet in dezelfde richting waardoor een gekruiste cilinder ontstaat.
Hierdoor ontstaat een nieuwe oogfout waardoor de brandlijnen in een andere richting en op een andere plaats komen te staan.

Je kunt berekenen welke richting de brandlijnen komen te staan en welke de voorste en achterste brandlijn is.




Slide 39 - Tekstslide

Stel: correctie nodig op 60°. Wij hebben de cilinder in 70° geplaatst. (aan de hand van zijn voorkeur )
Bij glas 1 gaan de brandlijnen uit 
elkaar dus meer astigmatisme 
en visus verlaging. 
Bij glas 2 gaan de brandlijnen naar 
elkaar toe dus minder astigmatisme 
en visus verbetering.
Zijn voorkeur is glas 2 dus richting 
de 25°. In die richting moet de 
negatieve cilinder gedraaid worden. 
Je gaat door tot geen verschil meer.

Slide 40 - Tekstslide

7. controle cilindersterkte en as
Je controleert nu zowel de cilindersterkte als de cilinderas.
Je gaat door tot in beide richtingen geen verschil meer is.

Verandert de as: dan altijd de cilindersterkte controleren.
Verandert de cilindersterkte: dan altijd de as controleren.

>> Je neemt steeds kleinere stapjes.

Slide 41 - Tekstslide

8. Controle sferische sterkte
Je controleert of het brandpunt daadwerkelijk op het netvlies ligt.

Positief glas voorhouden: geven bij beter en gelijk.
Negatief glas voorhouden: alleen geven bij visusverbetering.

Wanneer sferisch verandert, dan controleer je opnieuw met de KC de cilindersterkte en cilinderas.

Doorgaan tot geen verschil meer aanwezig is tussen de cilindersterkte / cilinderas / sferische sterkte.

Slide 42 - Tekstslide

9. Rood-groen proef
De rood-groen proef wordt gedaan als eindcontrole van de sferische sterkte.

Slide 43 - Tekstslide

9. Rood-groen proef
Vragen die je kunt stellen:
  • U ziet een rood en een groen vlak. In welk vlak zijn de cijfers/letters zwarter?

Slide 44 - Tekstslide

9. Rood-groen proef 
Antwoord gelijk
  • S +0.25 voorhouden.
>> letters in het rode vlak zijn beter = juiste antwoord, niet geven.

       >> maakt geen verschil = geven en doorgaan.
       >> S + laten zitten en daarna visus controleren op de letters.

  • S -0.25 voorhouden.
>> letters in het groene vlak zijn beter = juiste antwoord, niet geven.
>> maakt geen verschil = niet geven.

Slide 45 - Tekstslide

9. Rood-groen proef
Antwoord rood
  • S -0.25 voorhouden.
>> letters in het groene vlak zijn beter = niet geven, klaar.
>> letters in groen en rood zijn gelijk = niet geven.
      terug naar de optotypen en S -0.25 voorhouden; alleen geven bij visusverbetering.

Slide 46 - Tekstslide

9. Rood-groen proef
Antwoord groen
  • S +0.25 voorhouden.
>> letters in het rode vlak beter = glas geven.
      visus controleren op de optotypen.

>> letters in groen en rood zijn gelijk = geven, doorgaan met S +0.25 voorhouden tot rood beter          wordt.
      visus controleren op de optotypen.

Slide 47 - Tekstslide

Rood-proef
Wanneer de rood-groen proef geen betrouwbaar antwoord geeft, dan kun je de  rood-proef uitvoeren.

Met de rood-proef schakel je de accommodatie uit.

Slide 48 - Tekstslide

Rood-proef
>> voer de rood-groen proef uit.
>> groen beter = S +0,25 geven; tot gelijk (of rood beter).

>> rood beter of gelijk? = geen S -0.25 geven!

>> laat de klant naar het rode vlak kijken.
>> de klant gaat (S +0.25) accommoderen.
>> Houdt S +0.25 voor; de accommodatie wordt losgelaten.
Vraag:
"Let op de cijfers in het rode vlak, wordt het beter, slechter of blijft het gelijk?"

Slide 49 - Tekstslide

Rood-proef
Het voorhouden van S +0.25 herhaal je zo vaak tot de klant aangeeft dat de cijfers in het rode vlak slechter worden.
Op een zeker moment ligt het rode brandpunt 0,1 mm voor het netvlies.
Vanuit die positie ga je S +0,50  terug.

Slide 50 - Tekstslide

Voorbeeld video's
Op Teams is een link geplaatst naar diverse voorbeeld video's van refractie.




                                                                                                            voorbeeld:

Slide 51 - Tekstslide

Les 1 Kc

Slide 52 - Tekstslide