Breuken

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

Breuken

Leerdoelen: 

Je weet wat een breuk is en kunt ze herkennen. 

Je kunt breuken vergelijken. 

Je kan rekenen met breuken.

In hoeveel stukken is deze pizza verdeeld? 

In hoeveel stukken is deze pizza verdeeld?
Schrijf op als een breuk:

  1  

2

Het eerste stuk is al gesneden. Als ik de rest in even grote stukken snijd, over hoeveel mensen kan ik de pizza dan verdelen?

1. 3
2. 4
3. 5
4. 6

  1  
4

Hoeveel mensen kun je 1 stukje van deze eierkoek geven?

1. 6
2. 8
3. 10

Hoeveel is 1 stuk van de eierkoek?

1. 1 - 2
2. 1 - 3
3. 1 - 4

  1  

4

  1  

2

Kwart

Helft

Nu iets nieuws erbij: rekenen met breuken....

Ik heb 5 glazen.
In 2 glazen zit water.
Welke breuk hoort hierbij?

Ik heb 8 kippen.
3/8 van mijn kippen legt een ei.
Hoeveel kippen hebben een ei gelegd?

^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^

^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^

Ik heb 20 stoelen.

1/2 deel ga ik schilderen.

Hoeveel stoelen ga ik schilderen?

Ik 15 taartjes.

Ik geef 1/3 deel weg.

Hoeveel geef ik er weg?

o o o o o

o o o o o

o o o o o

Hoeveel is 1/4 deel van 20?

x x x x x

x x x x x

x x x x x

x x x x x

Maken:

1. Boek: 8.4 Rekenen met breuken

blz. 35 t/m 40 (opdracht 33 t/m 38)

2. Studiemeter afmaken t/m de oefeningen

3. Extra werkbladen 

4. Rekentuin: breuken