1V1_week8

objectifs du cours
  • je répète le vocabulaire du chapitre 3
  • Je peux compter jusqu'à 69
  • je peux utiliser l'adjectif possessif
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

objectifs du cours
  • je répète le vocabulaire du chapitre 3
  • Je peux compter jusqu'à 69
  • je peux utiliser l'adjectif possessif

Slide 1 - Tekstslide

Au programme
- petit rappel du vocabulaire
- les nombres : 0-20 et 20-69
- Ma chambre, ton frère, ta soeur, mes parents
- les tâches pour cette semaine  

Slide 2 - Tekstslide

les devoirs
                          tâches semaine 8 (pour le 28 février)

faire: opd bij Bronnen F en G
apprendre: voca F en G (FN) + getallen tot 69 (FN-NF)

! Toets Grammatica in week 10 (2de les > 10 maart) > grammatica Bron C en H chapitres 1,2 en 3


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Instructions
prends ton cahier d'exercices, pp. 128-129

Slide 5 - Tekstslide

la famille

Slide 6 - Woordweb

verbes (ww) thème invitation

Slide 7 - Woordweb

instructions
traduis les mois de l'année

Slide 8 - Tekstslide

februari, juli, augustus,

Slide 9 - Open vraag

hoe zeg je : "ik ben jarig op ... (+ je eigen verjaardagsdatum) (vertaal letterlijk: mijn verjaardag, het is op...)

Slide 10 - Open vraag

Aujourd'hui, nous allons:
  • Répéter les nombres de '0' à '20'.
  • Apprendre les nombres de '21' à '69'
    Le but: je kunt tellen t/m 69 in het Frans.

Slide 11 - Tekstslide

D'abord, nous allons .....
  • compter de '0' à '20'
  • compter de '20' à '69'

Slide 12 - Tekstslide

De '0' à '20'
  • 0, 1, 2, 3, 4, 5
  • 6, 7, 8, 9, 10
  • 11, 12, 13, 14, 15
  • 16, 17, 18, 19, 20


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Attention !
  • Eenentwintig = vingt et un 
     dit geldt voor elke 'un'.
  • Tweeëntwintig = vingt-deux (met een streepje ertussen)
       dit geldt voor alle samengestelde getallen zonder 'un'.

Slide 16 - Tekstslide

les dizaines (10,20,30,40,50,60)

Slide 17 - Tekstslide

21

Slide 18 - Open vraag

22

Slide 19 - Open vraag

10

Slide 20 - Open vraag

20

Slide 21 - Open vraag

30

Slide 22 - Open vraag

40

Slide 23 - Open vraag

50

Slide 24 - Open vraag

60

Slide 25 - Open vraag

Als je tot 29 kunt tellen in het Frans...
  • kun je ook t/m 39 tellen: trente, trente et un, trente-deux, ..., trente-neuf

  • kun je ook t/m 49 tellen: quarante, quarante et un, quarante-deux, ..., quarante-neuf

  • kun je ook t/m 59 tellen: cinquante, cinquante et un, cinquante-deux, ..., cinquante-neuf

  • kun je ook tellen t/m 69 tellen: soixante, soixante et un, soixante-deux, ..., soixante-neuf

Slide 26 - Tekstslide

les adjectifs  possessifs
het bezittelijk voornaamwoord

Slide 27 - Tekstslide

les adjectifs possessifs

sont toujours suivis d'un nom/substantif
regarde la vidéo suivante.......
(bezittelijk voornaamwoord bijvoeglijk gebruikt)

Slide 28 - Tekstslide

Instructions
Livre de texte, p. 50

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

différence:

In het Frans kijk je niet naar de bezitter maar naar het bezit:
dat betekent dat er verschillende woorden zijn voor:
mijn
jouw
haar/zijn

Slide 31 - Tekstslide

compliqué?
pas du tout!

Slide 32 - Tekstslide

astuce (ezelsbruggetje)
                      le/ l' woorden              la-woorden             les-woorden
mijn             mon                               ma                             mes
jouw             ton                                 ta                               tes
zijn/haar     son                                 sa                               ses
onze                                    notre                                         nos
jullie                                     votre                                          vos
hun                                       leur                                             leurs

Slide 33 - Tekstslide

son livre kan dus betekenen:

zijn boek of haar boek......

Dat moet je dus uit de zin kunnen afleiden.
C'est le livre de Paul? Oui, c'est son livre (zijn boek)
C'est le livre de Claire? Oui, c'est son livre (haar boek)

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Le livre > C'est (mijn) livre
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 36 - Quizvraag

Le numéro de téléphone (jouw) numéro de téléphone
A
ta
B
tes
C
ton

Slide 37 - Quizvraag

Le père > (haar) père
A
sa
B
ses
C
son

Slide 38 - Quizvraag

Le chien > (zijn) chien
A
son
B
sa
C
ses

Slide 39 - Quizvraag

les devoirs > (jouw) devoirs
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 40 - Quizvraag

l'enfant > (haar) kind
A
ses
B
son
C
sa

Slide 41 - Quizvraag

la pizza > (zijn) pizza
A
son
B
sa
C
ses

Slide 42 - Quizvraag

(haar) pizza
A
son
B
sa
C
ses

Slide 43 - Quizvraag

Le copain > (mijn) copain
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 44 - Quizvraag

la copine > (zijn) copine
A
son
B
sa
C
ses

Slide 45 - Quizvraag

les parents > (haar) parents
A
son
B
sa
C
ses

Slide 46 - Quizvraag

le prof de français > (jouw) prof de français
A
ta
B
tes
C
ton

Slide 47 - Quizvraag

Au boulot!
Bron F : ex 21 t/m 24 (online!)
Bron G : ex 26 t/m 29 (online!)

Slide 48 - Tekstslide