C5 - Marginale consumtiequote

CONJUNCTUUR
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

CONJUNCTUUR

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
• uitleggen waarom de marginale consumptiequote kan stijgen of dalen.

• uitleggen dat de som van de marginale consumptiequote en de marginale spaarquote 1 is.
• uit een consumptiefunctie de spaarfunctie afleiden.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik
Bespreken SO H1 + 2

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Keynesiaans model
De theorie van Keynes kan worden weergegeven met behulp van een model. Een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezinnen (consumeren en sparen)
Gezinnen verdienen hun inkomen door te werken bij de bedrijven. 

Het deel wat de gezinnen uitgeven aan goederen en diensten noemen we consumptie (C) en het deel wat niet wordt uitgegeven wordt gespaard (S). 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Marginale consumptiequote
Het verband tussen de consumptie en het inkomen kan weergeven worden in een consumptiefunctie. Dit kan er bijvoorbeeld zo uitzien: 
C = 0,75Y

De gezinnen sparen van elk verdiende euro 25% en 75% wordt geconsumeerd.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Autonome consumptie
De consumptiequote kan er ook zo uitzien: C = 0,75Y+30

Als het inkomen 0 is, dan wordt er toch 30 miljard geconsumeerd. Hoe kan dit? 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Autonome consumptie
Als je geen inkomen hebt, kun je geld van de spaarrekening halen of verkoop je een bezit om geld van te maken om uit te geven. 
Dit noemen ze ontsparen.

De autonome consumptie is onafhankelijk van de hoogte van het nationaal inkomen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spaarfunctie
C = 0,75Y+30

Deze consumptiequote laat zien dat 75% van het inkomen geconsumeerd wordt. 

Welke spaarfunctie zou hierbij horen?
S = 

Slide 9 - Tekstslide

S = 0,25Y - 30
Besparingen gezinnen
Hoeveel er van het inkomen gespaard en geconsumeerd wordt, hangt af van:

- De mate waarin gezinnen in hun basisbehoeften kunnen voorzien
- Het consumentenvertrouwen
- De rentestand

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Huiswerk is:
Basis: maken 3.3 t/m 3.7, 3.9
Intensief: maken 3.2 t/m 3.9
Plus: maken 3.3, 3.4, 3.6, 3.7, 3.9

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie
• uitleggen waarom de marginale consumptiequote kan stijgen of dalen.

• uitleggen dat de som van de marginale consumptiequote en de marginale spaarquote 1 is.
• uit een consumptiefunctie de spaarfunctie afleiden.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies