Wat kan/ken/weet jij na dit hoofdstuk:
REPETIR
1. Ik kan vragen hoe iemand heet
2. Ik kan zeggen hoe ik heet
3. Ik kan vragen hoe oud iemand is
4. Ik kan zeggen hoe oud ik ben
5. Ik kan tot en met 20 tellen
6. Ik weet het verschil tussen Ser en Llamarse
7. Ik ken de lidwoorden
8. Ik ken de persoonlijk voornaamwoorden
9. Ik ken de regels voor zelfstandige naamwoorden