Computernetwerken: LAN, WAN, IP adres, modem, router en switch
Computernetwerken
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Computernetwerken
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je een computernetwerk uitleggen en begrijp je de betekenis van LAN, WAN, IP adres, modem, router en switch.
Slide 2 - Tekstslide
Introduceer het leerdoel aan de studenten en bespreek kort wat ze zullen leren in de les.
Wat weet je al over computernetwerken?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een computernetwerk?
= groep van computers en andere apparaten die met elkaar communiceren om informatie uit te wisselen
bedraad (LAN Local Area Network)
draadloos (WiFi Wireless Fidelity)
Slide 4 - Tekstslide
Beschrijf wat een computernetwerk is en waarom het belangrijk is. Laat studenten de verschillende soorten apparaten noemen die kunnen worden aangesloten op een netwerk.
LAN (Local Area Network): een netwerk dat computers en apparaten verbindt binnen een klein gebied, zoals een huis, kantoor of school.
Slide 5 - Tekstslide
Leg uit wat een LAN is en waar het voor wordt gebruikt. Bespreek de voordelen van een LAN ten opzichte van het gebruik van individuele computers.
Slide 6 - Tekstslide
Beschrijf wat een WAN is en waar het voor wordt gebruikt. Bespreek de verschillen tussen LAN en WAN.
LAN- kabel
Slide 7 - Tekstslide
Beschrijf wat een WAN is en waar het voor wordt gebruikt. Bespreek de verschillen tussen LAN en WAN.
IP adres
Een IP adres is een uniek identificatienummer dat aan elk apparaat op een netwerk wordt toegekend. Het wordt gebruikt om informatie te verzenden en ontvangen.
Slide 8 - Tekstslide
Leg uit wat een IP adres is en waarom het belangrijk is. Laat studenten hun eigen IP adres opzoeken op hun computer of telefoon.
Modem
Een modem is een apparaat dat wordt gebruikt om een computer of ander apparaat aan te sluiten op internet. Het zet het signaal van het internet om in een signaal dat kan worden gebruikt door de computer of het apparaat.
Slide 9 - Tekstslide
Beschrijf wat een modem is en hoe het werkt. Bespreek de verschillende soorten modems en laat studenten er een paar noemen.
Router
Een router is een apparaat dat wordt gebruikt om netwerken met elkaar te verbinden en om informatie tussen de netwerken te verzenden en ontvangen.
Slide 10 - Tekstslide
Leg uit wat een router is en waarom het belangrijk is. Bespreek de verschillende soorten routers en laat studenten er een paar noemen.
Switch
Een switch is een apparaat dat wordt gebruikt om computers en apparaten binnen een netwerk met elkaar te verbinden en om informatie tussen de apparaten te verzenden en ontvangen.
Slide 11 - Tekstslide
Beschrijf wat een switch is en waarom het belangrijk is. Bespreek de verschillende soorten switches en laat studenten er een paar noemen.
Samenvatting
Tijdens deze les heb je geleerd over computernetwerken, LAN, WAN, IP adressen, modem, router en switch.
Slide 12 - Tekstslide
Herhaal kort wat er in de les is behandeld. Laat studenten vragen stellen en beantwoord deze.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 13 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 14 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 15 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.