K2A SS7 chapter 1I

Welcome K2A
Week 4 - Lesson 2
Grammar
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome K2A
Week 4 - Lesson 2
Grammar

Slide 1 - Tekstslide

Profielkeuzeformulier

Slide 2 - Tekstslide

Check-in
  1. Ga op je plaats zitten.
  2. Leg je spullen op tafel.
  3. Pak je mobiel in het zakkie en doe het in je rugzak/tas.
  4. Wacht rustig tot de les begint.

Slide 3 - Tekstslide

Today
At the end of this class, I ...
  • ... can make questions in the past simple.
  • ... can make negations in the past simple.

Slide 4 - Tekstslide

Profielkeuzeformulier
Homework check: Theme words, page 62
  • helder
  • bewolkt
  • mist
  • hagel
  • orkaan
  • bliksem
  • regenboog
  • regenachtig
  • stormachtig
  • zonnig
  • donder
  • winderig

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling: Past simple
Je gebruikt de past simple om te praten over het verleden. De actie of gebeurtenis is gestopt en er is geen link naar het nu

Om de past simple te maken, voeg je -(e)d to aan het werkwoord. (regelmatige werkwoorden)

I waited at the gate. 
My mum liked my new swimsuit a lot. 
We changed flights in London. 

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling: Past simple
Bij onregelmatige werkwoorden verandert de vorm van het werkwoord. 

Zo wordt bijvoorbeeld:
go - went
think - thought
take - took


We went to Europe.
I thought about going to Japan. 
Izzy and James took the wrong bus. 
Kijk voor de hele lijst van onregelmatige werkwoorden op blz. 213/214 van je boek

Slide 7 - Tekstslide

Profielkeuzeformulier
Grammar 2A, page 64

Slide 8 - Tekstslide

Past simple: questions
Er zijn drie manieren om in de past simple een vraag te maken.
1. Staat er was/were of een hulpww als could/would in de zin?
Was/ were of het hulpww (could/ would) aan het begin van de zin.
- Was your mum in Italy two week ago?
- Were you happy to go back home?
- Could you take photos of the dolphins?

Slide 9 - Tekstslide

Past simple: questions
2. Je zet did aan het begin van de zin. Daarna gebruik je altijd het hele ww
- Did I bring my bathing costume?
- Did they enjoy their holiday?
- Did she take route 66?

Slide 10 - Tekstslide

Past simple: questions
3. Met een WH-woord:
Who/what/which/when/where/how zet je dan aan het begin van de zin. 
- Where was Jenn last week?
- How could they leave without their passports?
- When did you travel through Asia? 

Slide 11 - Tekstslide

Exercise 57, page 65
  1. Was she excited about visiting her family in France?
  2. Were they in Iceland last January?
  3. Could they visit their grandma last week?
  4. Could Bas play tennis on the camping site?
  5. Did she have a dream about a desert island?
  6. Did we lose our suitcase on holiday in Spain?
  7. Did you read three books during the summer vacation?
  8. Did her sister see a kangaroo in Australia?
  9. Did his mother travel through Asia for a year?

Slide 12 - Tekstslide

Profielkeuzeformulier
Grammar 2B, page 66

Slide 13 - Tekstslide

Past simple: negations
Er zijn twee manieren om in de past simple een ontkenning te maken: 
1. Bij was/were of een hulpww als could/ would voeg je -n't (not) aan het woord.
- She wasn't in Italy.
- Rick and Bo weren't happy to leave France.
- I couldn't see the Mona Lisa in Paris. 

Slide 14 - Tekstslide

Past simple: negations
2. Bij andere ontkenningen in de verleden tijd zet je didn't voor het hoofdwerkwoord.
Na didn't komt altijd het hele werkwoord.
- I didn't bring my sunglasses.
- Lucy didn't like camping.
- We didn't see any dolphins. 

Slide 15 - Tekstslide

Exercise 59(c), page 66
  1. We weren’t in South Africa last year.
  2. She wasn’t on the phone with her boyfriend.
  3. Sandy didn’t visit her grandma last Saturday.
  4. We didn’t spend a lot of money during our vacation.
  5. They didn’t go to New Zealand last year.

Slide 16 - Tekstslide

To sum up ...
Questions in the past simple ...
  1. Was/ were of hulpwerkwoord aan het begin van de zin.
  2. Did aan het begin van de zin + hele werkwoord.
  3. WH-woord (e.g. who, what, where, when, which, how) aan het begin van de zin.

Negations in the past simple ...
  1. Bij was/were of hulpwerkwoord in de zin voeg je -n't (not) aan het woord.
  2. Bij alle andere ww gebruik je didn't + hele werkwoord.

Slide 17 - Tekstslide

Homework
Do:
/

Study/ learn:
- Grammar 2A+B, pages 66/ 64

Slide 18 - Tekstslide