H5 H1G les 6

1HV
Log in op Lesson Up
H5   ENTRE AMIS
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1HV
Log in op Lesson Up
H5   ENTRE AMIS

Slide 1 - Tekstslide

Tu es comment aujourd'hui ?

Je suis en pleine forme.


Je suis fatigué(e)

 Je suis crevé(e)

Je suis amoureux - amoureuse.

Je suis triste. 



J'ai envie d'être en vacances

Slide 2 - Tekstslide

 
  • On parle!
  • bron H: het bijv. naamwoord
uitleg en opdrachten

di 9/5 repetitie H5
Programme
    du jour

Slide 3 - Tekstslide

Quel temps fait-il aujourd'hui?

Slide 4 - Tekstslide

On répète:  les jours de la semaine
  • lundi
  • mardi
  • mercredi
  • jeudi
  • vendredi 
  • samedi
  • dimanche

Slide 5 - Tekstslide

On répète: les mois de l'année

  • janvier
  • février
  • mars
  • avril
  • mai 
  • juin
  • juillet
  • août
  • septembre
  • octobre
  • novembre
  • décembre

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord? 
wanneer gebruik je het? 

Slide 7 - Tekstslide

In het Frans
het bijv. naamwoord past zich aan het z.n.w.

Slide 8 - Tekstslide

Welke Franse bijvoeglijke naamwoorden ken je al?

Slide 9 - Woordweb

isabelle est
A
français
B
française

Slide 10 - Quizvraag

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan het zelfstandig naamwoord aan. Kijk of dit woord enkelvoud, meervoud, mannelijk of vrouwelijk is en voeg de juiste letter(s) toe aan het bijvoeglijk naamwoord. Mannelijk enkelvoud is de basisvorm.

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es

Slide 11 - Tekstslide



La ceinture est (blauw)
A
bleu
B
bleus
C
bleue
D
bleues

Slide 12 - Quizvraag



Les voitures (v) sont (groen).
A
vertes
B
verte
C
vert
D
verts

Slide 13 - Quizvraag

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -e eindigt, komt er voor de vrouwelijke vormen geen -e bij.
Il est drôle / Elle est drôle.

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -s eindigt, komt er voor mannelijk meervoud geen -s bij.
Il est français / Ils sont français.

Slide 14 - Tekstslide



Marianne est (verdrietig).
A
triste
B
tristes
C
tristee

Slide 15 - Quizvraag

drie onregelmatige bijv. nw
man.
vr.
man.mvd
vr. mvd
beau
belle
beaux
belles
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
vieux
vieille
vieux
vieilles
mooi
nieuw
oud

Slide 16 - Tekstslide



L'actrice est (mooi).
A
beaux
B
belles
C
belle
D
beau

Slide 17 - Quizvraag



Les sacs (m) sont (nieuw).
A
nouveau
B
nouvelles
C
nouvelle
D
nouveaux

Slide 18 - Quizvraag



Mon grand-père est (oud).
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
D
vieu

Slide 19 - Quizvraag

Exercices p. 36


ex 30a, 30b. 30d, 30e
ex 31 b,c,d
ex 32 b  (groupe bleu 32c) 

Eerder klaar? ga naar slim stampen Bron H (H5)


Slide 20 - Tekstslide

Elles sont ...
A
français
B
françaises

Slide 21 - Quizvraag

Ma soeur est ...
A
content
B
contente
C
contents
D
contentes

Slide 22 - Quizvraag

Elle est ...
A
drôle
B
drôlee
C
drôles

Slide 23 - Quizvraag

Elles sont …
A
drôle
B
drôlees
C
drôles

Slide 24 - Quizvraag

Le vélo est ...
A
gris
B
grise
C
grises

Slide 25 - Quizvraag

Les vélos sont ...
A
gris
B
grise
C
grises

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

bleu
rouge
violet
jaune
vert
noir

Slide 28 - Sleepvraag

Le vélo est ...

Slide 29 - Open vraag

Les chats sont ...

Slide 30 - Open vraag

La voiture est ...

Slide 31 - Open vraag

La maison est ...

Slide 32 - Open vraag

Les tables sont ...

Slide 33 - Open vraag

A

Ton frère est comment? 



Il est grand?
Il est sympa? 
Il aime le sport? 

B

Mon frère a les cheveux bruns
Il a les yeux verts
il porte des lunettes

Non, il est petit
Oui et il est drôle
Oui, il aime le tennis

Slide 34 - Tekstslide