Regelmatige werkwoorden met er- ir- re

BONJOUR
tout le monde!!
Mededeling over het gebruik van de methode/ boek Grandes lignes.  
lundi le 30 septembre 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR
tout le monde!!
Mededeling over het gebruik van de methode/ boek Grandes lignes.  
lundi le 30 septembre 

Slide 1 - Tekstslide

Programme:
- Grammaire A :
Regelmatige werkwoorden met er-ir- re in de présent en de passé composé 

Slide 2 - Tekstslide

Programme:
Objectifs:
  À la fin de cette paragraphe:
- Tu révises les verbes régulier en er et tu conjuges les verbes en -ir et re.

Slide 3 - Tekstslide

maak
aantekeningen

Slide 4 - Tekstslide

Welke regelematige werkwoorden kennen jullie?Hoe vervoeg je die?

Slide 5 - Woordweb

Présent

Slide 6 - Tekstslide

beschrijft: 
  • wat er gebeurd is
  • wat je hebt gedaan

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

kennen!

Slide 9 - Tekstslide

visité
réussi
attendu
deze doen we een volgende les

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

AVOIR ( = hebben)
Vervoeging van "avoir" met vertaling :
stopwatch
00:00

Slide 16 - Tekstslide

kennen!

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

wederkerende werkwoorden =verbes pronominaux

Je me lave à sept heures du matin.

Ik was me om zeven uur 's ochtends.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Les verbes pronominaux
Net als in het Nederlands heeft het Frans ook wederkerende werkwoorden.

Een wederkerend werkwoord = een werkwoord dat met een wederkerend voornaamwoord (me, te , se...) gecombineerd kan worden.

                  Ik was me.                                           Je  me lave.                  

Slide 22 - Tekstslide

Les verbes pronominaux
Je
me
je me lave
Ik was me 
Tu
te
tu te laves
Je wast je
Il / Elle/ On
se
il se lave
Hij/Zij wast zich
Nous
nous
nous nous lavons
We wassen ons
Vous
vous
vous vous lavez
Jullie wassen je
Ils / Elles 
se
elles se lavent
Ze wassen zich

Slide 23 - Tekstslide

Le passé composé ..
1) On utilise toujours 'être' comme verbe auxiliaire au passé composé pour les verbes pronominaux.

2) Au passé composé, il faut faire l'accord si le sujet est féminin singulier/pluriel ou masculin pluriel.

masculin
féminin
singulier
il s'est couché
elle s'est couchée
pluriel
ils se sont couchés
elles se sont couchées

Slide 24 - Tekstslide

les devoirs : 
Fais les exercices de la grammaire A: ex , 10, 11 

Slide 25 - Tekstslide