Les 7 en les 8 - 2.1 en 2.2 Stromingen in de samenleving

BEGINTAAK: vul de juiste woorden in: In Nederland bepaalt ..(1).. wie er in de regering komen. Wetten worden gemaakt door ..(2)..
A
(1) Het volk (2) Het Parlement
B
(1) De Koning (2) Het volk
C
(1) Het Parlement (2) De Koning
D
(1) Het volk (2) De Koning
1 / 44
volgende
Slide 1: Quizvraag
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

BEGINTAAK: vul de juiste woorden in: In Nederland bepaalt ..(1).. wie er in de regering komen. Wetten worden gemaakt door ..(2)..
A
(1) Het volk (2) Het Parlement
B
(1) De Koning (2) Het volk
C
(1) Het Parlement (2) De Koning
D
(1) Het volk (2) De Koning

Slide 1 - Quizvraag

BEGINTAAK: Heeft de koning in deze tijd nog veel macht? Leg je antwoord uit

Slide 2 - Open vraag

Les 7 en les 8 - 2.1 en 2.2 Stromingen in de samenleving

Het Koninkrijk der Nederlanden

Slide 3 - Tekstslide

Lesplanning

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Leervragen
Je weet hoe Nederland vanaf 1815 bestuurd werd.
Belangrijke vragen bij 2.1
Je kan uitleggen wat er in Nederland veranderde door de grondwet van 1848.

Slide 6 - Tekstslide

1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

  • Napoleon verslagen bij Waterloo

  • Zoon van prins Willem V wordt koning Willem I

  • Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg

Slide 7 - Tekstslide


Hoe zag het bestuur van Nederland er uit 
tussen 1815-1848?

Slide 8 - Tekstslide

Benoemt

Slide 9 - Tekstslide

Benoemt
Verantwoording

Slide 10 - Tekstslide

Benoemt
Verantwoording

Slide 11 - Tekstslide

Benoemt
Verantwoording

Slide 12 - Tekstslide

Benoemt
Verantwoording
Kiest

Slide 13 - Tekstslide

Wie mochten er tussen 1815 en 1848 stemmen?
A
Rijke mannen
B
Iedereen
C
Rijke vrouwen
D
Alle mannen

Slide 14 - Quizvraag

1840-1848: 
Koning Willem II
  • Conservatief: geen ruimte voor veranderingen

  • Regeert als absolute vorst

  • Moet niets weten van democratie

Slide 15 - Tekstslide


Revolutiejaar 
1848



  • De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"
  • Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.

Slide 16 - Tekstslide


Paniek bij de vorsten
in heel Europa!




Ook in Den Haag...
...koning Willem II wordt 'in één nacht' liberaal

Slide 17 - Tekstslide

Gevolgen
  • De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt een nieuwe grondwet:

  1. Koning is onschendbaar
  2. Ministers zijn verantwoordelijk

  • Dit betekent: de ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering (ook: voor de daden van de koning)

Slide 18 - Tekstslide

In 1848 is onze grondwet geschreven. Wat is er zo belangrijk aan onze grondwet?

Slide 19 - Open vraag


Hoe zag het bestuur 
van Nederland er 
vanaf 1848* uit?










*de meeste onderdelen zijn vandaag nog steeds geldig


Slide 20 - Tekstslide

Benoemt
Kiest
Verantwoording

Slide 21 - Tekstslide

Benoemt
Kiest
Verantwoording

Slide 22 - Tekstslide

Benoemt
Kiest
Verantwoording

Slide 23 - Tekstslide

Benoemt
Kiest
Verantwoording

Slide 24 - Tekstslide

Benoemt
Kiest
Verantwoording

Slide 25 - Tekstslide

Benoemt
Kiest
Verantwoording

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Wie is er verantwoordelijk voor het gedrag van de koning?

Slide 28 - Open vraag

Wat is de grondwet?

Slide 29 - Open vraag

Je mag schrijven en publiceren wat je denkt zonder daar eerst toestemming voor te vragen, maar je mag daarbij geen andere wetten overtreden.
A
Godsdienstvrijheid
B
Persvrijheid
C
Vrijheid van vereniging
D
Vrijheid van vergadering

Slide 30 - Quizvraag

Iedereen is vrij om zijn godsdienst te kiezen en om deze te laten zien, maar je mag daarbij geen andere wetten overtreden.
A
Godsdienstvrijheid
B
Persvrijheid
C
Vrijheid van vereniging
D
Vrijheid van vergadering

Slide 31 - Quizvraag

Iedereen heeft het recht om samen met anderen een groep te vormen, maar de groep mag niet de openbare orde in gevaar brengen.
A
Godsdienstvrijheid
B
Persvrijheid
C
Vrijheid van vereniging
D
Vrijheid van vergadering

Slide 32 - Quizvraag

Iedereen en iedere groep heeft het recht om in het openbaar bij elkaar te komen, maar je mag daarbij geen andere wetten overtreden.
A
Godsdienstvrijheid
B
Persvrijheid
C
Vrijheid van vereniging
D
Vrijheid van vergadering

Slide 33 - Quizvraag

Begrippen
Constitutionele monarchie = een regeringsvorm waarbij de koning zich aan de grondwet moet houden
Staatshoofd = persoon met het meeste gezag in een land
Ministers = lid van de regering
Tweede en Eerste Kamer (Staten-Generaal) = gekozen door het volk (vroeger door de koning) en besluit over wetten


Slide 34 - Tekstslide

Werktijd
STAP 1
STAP 2
KLAAR ?
Maak opdrachten Paragraaf 2.1, opdracht 2, 3, 4, 5, 7

Hoe?
  • In tweetallen of alleen
  • Zachtjes overleggen
  • Vraag? Steek je vinger op
  • Je mag muziek luisteren op je laptop
Opdrachten nakijken

Hoe?
  • Verbeteren met een andere kleur pen
  • Klaar? Laten zien aan de leraar
timer
1:00
In stilte lezen in je leesboek

Slide 35 - Tekstslide

Leervragen
Je kan minimaal drie verschillende stromingen uit de samenleving  noemen die in de 19e eeuw ontstonden.
Belangrijke vragen bij 2.2
Je kan van deze stromingen minimaal twee politieke standpunten opnoemen. 

Slide 36 - Tekstslide

Wat is een belangrijk kenmerk van liberalen?
A
De koning is de baas
B
Vrijheid
C
Alles moet hetzelfde blijven
D
Alleen rijke mannen mogen stemmen

Slide 37 - Quizvraag

Wat is een belangrijk kenmerk van conservatieven?
A
De koning is de baas
B
Vrijheid
C
Alles moet hetzelfde blijven
D
Alleen rijke mannen mogen stemmen

Slide 38 - Quizvraag

Socialisten (arbeiders)
Streven naar meer gelijkheid
Arbeiders 

Slide 39 - Tekstslide

Liberalen
Willen veel vrijheid voor mensen

Slide 40 - Tekstslide

Confessionelen
Vinden het geloof heel belangrijk

Slide 41 - Tekstslide

Feministen
Gelijke behandeling, van met name vrouwen

Slide 42 - Tekstslide

Poster/PowerPoint
1. Welke stroming hebben jullie gekozen? 
2. Vertel wat over jullie stroming. Wat betekent het?
3. Welke mensen horen bij deze stroming? Hoe leven deze mensen? Wat voor werk doen ze? 
4. Noem minimaal twee POLITIEKE standpunten van jullie stroming. 
5. Wat vinden jullie van deze stroming? 

Slide 43 - Tekstslide

Gelijkheid voor vrouwen
Geloof
Gelijkheid
Veel vrijheid
Socialisten
Feministen
Confessionalen
Liberalen

Slide 44 - Sleepvraag