Oefentoets Parlementaire Democratie ( zelf nakijken )
Oefentoets Parlementaire Democratie
Paragraaf 3.1 t/m 3.7
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets Parlementaire Democratie
Paragraaf 3.1 t/m 3.7
Slide 1 - Tekstslide
Is criminaliteit een maatschappelijk probleem?
A
Ja, veel mensen hebben er iets mee te maken en er zijn veel meningen over. daarnaast bemoeit de politiek zich ermee.
B
Nee, Alleen voor daders, slachtoffers en de politie.
C
Ja, omdat het in elke samenleving voorkomt.
D
Nee, Er zijn veel belangrijkere problemen zoals armoede en milieuvervuiling.
Slide 2 - Quizvraag
Waarden zijn:
A
Wetten in Nederland
B
Alle zaken die mensen belangrijk vinden
C
Regels waar je je aan moet houden
Slide 3 - Quizvraag
Nederland is een democratie, want:
A
de trias politica is er voor een deel doorgevoerd.
B
de bevolking neemt de belangrijkste besluiten.
C
de koning heeft volgens de grondwet maar beperkte macht.
D
de bevolking heeft indirect invloed op de politiek.
Slide 4 - Quizvraag
Gekozen door volk
Niet gekozen door volk
Raad van de Europese Unie
Europese Raad
Gemeenteraad
Gedeputeerde Staten
Slide 5 - Sleepvraag
Een politieke stroming of ideologie omvat in ieder geval: I. ideeën over waarden en normen. II. standpunten ten aanzien van de rol van de overheid. III. ideeën over de positie van het koningshuis. IV. standpunten over de relatie tussen mens en milieu.
A
Alle antwoorden zijn juist.
B
I en II zijn juist.
C
I, II en III zijn juist.
D
I, II en IV zijn juist.
Slide 6 - Quizvraag
Rechtse politieke partijen benadrukken dat:
A
mensen gelijke kansen moeten krijgen.
B
de macht in Nederland eerlijker moet worden verdeeld.
C
de overheid een passieve rol moet hebben.
D
waarden en normen de vrijheid van mensen in de weg staan.
Slide 7 - Quizvraag
Politieke partijen vervullen enkele belangrijke taken in onze democratie. I. Met het samenbundelen van ideeën wordt bedoeld dat politieke partijen burgers enthousiast maken voor de politiek. II. Met het selecteren van kandidaten wordt bedoeld dat politieke partijen kandidaten uitzoeken voor bestuursfuncties.
A
I en II zijn beide juist.
B
I is juist en II is onjuist.
C
I is onjuist en II is juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 8 - Quizvraag
I. De koning behoort tot de regering, dus mogen Tweede Kamerleden kritiek op hem geven. II. Als een Tweede Kamerlid kritiek heeft op de troonrede, moet hij zich richten tot de ministers.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 9 - Quizvraag
In een stelsel van evenredige vertegenwoordiging: I. hebben grote, landelijke politieke partijen kans op meerdere Kamerzetels. II. is het voor kleine politieke partijen onmogelijk om een Kamerzetel te halen. III. hebben zwevende kiezers weinig invloed.
A
Alleen I is juist.
B
I en II zijn juist.
C
II en III zijn juist.
D
Alle antwoorden zijn juist.
Slide 10 - Quizvraag
Lees de bron en beantwoord de vragen op de volgende twee pagina's
Slide 11 - Tekstslide
Deze bron laat zien dat er nog steeds armoede en ongelijkheid voorkomt in Nederland. Welke politieke stroming wil meer gelijkwaardigheid in de samenleving bereiken?
A
Christendemocratie.
B
Confessionalisme
C
Sociaaldemocratie.
D
Liberalisme.
Slide 12 - Quizvraag
De voedselbanken laten zien dat er grote inkomensverschillen zijn in Nederland. Naast een groep rijke mensen zijn er ook mensen die maandelijks niet rond kunnen komen. Wat vinden liberalen van deze inkomensverschillen?
A
De oorzaak is de vrijemarkteconomie en dus moet die worden afgeschaft.
B
Mensen zijn voornamelijk zelf verantwoordelijk voor hun situatie.
C
Sociale ongelijkheid bestrijden is een taak van de overheid.
D
Inkomensverschillen worden kleiner als mensen verantwoordelijk zijn voor elkaars welzijn.
Slide 13 - Quizvraag
Huwelijk is iets tussen een man en vrouw
Euthanasie moet mogelijk zijn bij voltooid leven
Coffeeshops moeten worden gesloten en het bezit van softdrugs moet worden verboden.
De stemgerechtigde leeftijd moet naar 16 jaar
Naast de verkoop moet ook de teelt van cannabis worden gelegaliseerd.
Burgemeesters moeten niet worden aangesteld, maar worden gekozen door de bevolking.
We moeten uit de Europese Unie
Islamitisch onderwijs moet worden verboden
Conservatief
Progressief
Slide 14 - Sleepvraag
Lees de bron en beantwoord de vragen op de volgende drie pagina's
Slide 15 - Tekstslide
Deze bron is een reactie van een politieke partij op een wetsvoorstel, de Voltooid Leven-wet. Deze wet is ingediend door een Tweede Kamerlid. Van welk recht heeft dit Kamerlid hierbij gebruikgemaakt?
A
Recht van initiatief.
B
Recht van amendement.
C
Stemrecht.
D
Recht van interpellatie.
Slide 16 - Quizvraag
Dit standpunt over het vrijwillig levenseinde is:
A
progressief.
B
conservatief.
C
liberaal.
D
links.
Slide 17 - Quizvraag
In welke fase van het systeemmodel bevindt de Voltooid Leven-wet zich?
A
Invoerfase.
B
Omzettingsfase.
C
Uitvoerfase.
D
Terugkoppelingsfase.
Slide 18 - Quizvraag
Open vragen
Slide 19 - Tekstslide
Lees de bron en beantwoord de vragen op de volgende pagina's
Slide 20 - Tekstslide
Noem twee taken van een lijsttrekker.
Slide 21 - Open vraag
Als de leden van een politieke partij een lijsttrekker kiezen, van welke taak van politieke partijen is dan sprake?
Slide 22 - Open vraag
In de tekst kun je lezen dat elke partij haar eigen standpunten heeft. Welke partij(en) wil(len) meer investeren in de zorg? Breng dit standpunt in verband met de ideologie van de partij.
Slide 23 - Open vraag
Verklaar waarom de VVD in verband wordt gebracht met de ‘hardwerkende Nederlanders’.
Slide 24 - Open vraag
Bij verkiezingen stem je op een persoon. Noem twee gevolgen van het feit dat je niet op een partij stemt, maar op een persoon.
Slide 25 - Open vraag
Voordat de Miljoenennota (samenvatting van de rijksbegroting) wordt aangenomen door de Tweede Kamer wordt er eerst over gedebatteerd. Van welk recht kan de Tweede Kamer gebruikmaken als ze een onderdeel van de rijksbegroting wil veranderen? Leg je antwoord uit!
Slide 26 - Open vraag
Van welk recht maakt de Tweede Kamer gebruik als zij de rijksbegroting wel of niet goedkeurt? Leg je antwoord uit!
Slide 27 - Open vraag
Waarom zal de Tweede Kamer de rijksbegroting niet snel afkeuren? Betrek in je antwoord het stemgedrag van de coalitiepartijen en oppositiepartijen en de afspraken in het regeerakkoord.
Slide 28 - Open vraag
Streep door en vul aan. Het budgetrecht hoort bij de WETGEVENDE / CONTROLERENDE taak van het parlement, omdat....
Slide 29 - Open vraag
Wie is de vicepresident van Amerika
A
Kamala Harris
B
Mike Pence
C
Hillary Clinton
D
Joe Biden
Slide 30 - Quizvraag
Wat weet je al?
Europese club van landen die samenwerken met elkaar.
De regering van Europa. Elk land van de EU heeft 1 lid in deze commissie.
De mensen die het land besturen. Dit zijn het staatshoofd en de ministers.
Controleert of de Europese Commissie haar werk goed doet. Je kunt het vergelijken met de Tweede Kamer in Nederland.
Stemmen over wetsvoorstellen en mogen amendementen doen. Uit elke lidstaat 1 minister per onderwerp.
Regering
Europees Parlement
Europese Commissie
Europese Unie
Raad van de Europese Unie
Slide 31 - Sleepvraag
Sleep onderstaande woorden op de juiste plek in het schema
sleep de stip op de juiste plek
Hierin zit van elk land één minister
Deze mensen zijn gekozen door de burgers van de Europese Unie
Deze persoon beslist over één onderwerp
Stap 1
Een . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . bedenkt een nieuwe regel.
Stap 2
Het . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . stemt over het voorstel.