Aan het einde van deze herhaling ben je zo goed mogelijk voorbereid op de begrijpend lezen toets en heb je al je vragen gesteld.
Planning
Leesstrategieën
Stappenplannen
Hoe zit een tekst in elkaar?
Hoofdgedachte
Tekstsoorten
Tekstverbanden
Huiswerk / Leestijd
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
1.3 Lezen p.21-33
Leesstrategieën
Welke 4 waren er?
Verkennend (eerste indruk)
Nauwkeurig (begrijpen)
Zoekend (antwoord op vraag)
Studerend (informatie onthouden)
Bij verkennend nu ook de 1e zin van alle alinea's
-> Duidelijker beeld van onderwerp, tekstdoel en opbouw
Slide 3 - Tekstslide
3.3 Lezen p.170-181
Kritisch lezen
Vijfde leesstrategie
Verkennend lezen;
Nauwkeurig lezen;
Zoekend lezen;
Studerend lezen;
Kritisch lezen.
Je stelt vragen als:
Is de schrijver deskundig? Is de informatiebron betrouwbaar? Is de informatie waar?
In een betoog vooral bij de argumenten.
Is dit waar? Is het echt zo gebeurd? Vind ik dit overtuigend? Kan dit kloppen?
Slide 4 - Tekstslide
1.3 Lezen p.21-33
Stappenplan bij verkennend lezen
Lees de titel en de eerste en laatste alinea.
Lees tussenkopjes en vetgedrukte woorden.
Bekijk eventuele afbeeldingen.
Lees de bronvermelding.
Wat is het onderwerp?
Wat voor soort tekst is het?
Met welk doel is het geschreven?
Hoe is het opgebouwd? Is er een duidelijke inleiding of slot?
Wat is de bron en wie is de schrijver?
Slide 5 - Tekstslide
1.3 Lezen p.21-33
Stappenplan bij nauwkeurig lezen
Lees de tekst zin voor zin aandachtig.
Let op informatie uit de inleiding en slot.
Wat is het belangrijkste dat wordt gezegd over het onderwerp?
Wat is de betekenis van belangrijke moeilijke woorden?
Wat is het verband tussen tekstdelen?
Slide 6 - Tekstslide
1.3 Lezen p.21-33
Moeilijke woordenwijzer
Als je een moeilijk woord tegenkomt:
Is het woord belangrijk?
Ja? Kijk dan of je de betekenis uit de context kan halen. - Geeft de schrijver een omschrijving, voorbeeld of synoniem? - Staat in de context informatie die een aanwijzing geeft?
Weet je het nog niet? -> Woordenboek, of iemand uit je omgeving!
Slide 7 - Tekstslide
1.3 Lezen p.21-33
Tekstdoelen, tekstsoorten, tekstvormen
Een tekst kan meerdere doelen hebben, maar er is altijd één die het belangrijkst is.
Tekstdoelen
Tekstsoorten
Tekstvormen
Informeren
informatieve teksten
verslag
Overtuigen
betogende teksten
boekbespreking
Activeren
activerende teksten
advertentie
Amuseren
amuserende teksten
stripboek
Slide 8 - Tekstslide
1.3 Lezen p.21-33
Titel(s) en onderwerp
Titel (soms letterlijk het onderwerp, bijna altijd een aanwijzing hiernaar)
Ondertitel of boventitel(in kranten en tijdschriften, duidelijkheid over onderwerp)
Pasvorm
Waarom veel bestelde kleding retour gaat
Slide 9 - Tekstslide
1.3 Lezen p.21-33
Hoofdgedachte
Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.
Vaak in de inleiding of het slot.
Hoe je de hoofdgedachte formuleert hangt af van de tekstsoort.
Informatieve tekst: altijd feitelijke informatie. - Bijv.: Onderzoek toont aan dat extreem weer voor de helft het gevolg is van opwarming van de aarde.
Betogende tekst: altijd een mening, meestal gevolgd door belangrijkste argument. - Bijv.: Alle visserij in de Middellandse Zee moet direct worden verboden, anders is er binnenkort geen vis meer over.
Slide 10 - Tekstslide
2.3 Lezen p.101-110
Informatieve tekst
Belangrijkste doel: de lezer informeren
Bevat vooral feitelijke informatie:
Beschrijving van gebeurtenissen die echt hebben plaatsgevonden;
Informatie over dingen die in werkelijkheid bestaan;
Kennis die door waarneming of onderzoek is verkregen;