Chapitre 1 lire B & grammaire D

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Présence
tout le monde est présent?

Slide 2 - Tekstslide

Programme
Wat hebben we vorige les gedaan?

Doel van vandaag:
Aan het einde van de les:
- kun je een gesprek over social media begrijpen.
- ken je woorden die te maken hebben met social media en online activiteiten.
- kun je een artikel lezen over iemand met een online beroep.

Slide 3 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
Wat weet je al over het bijvoeglijk naamwoord in het Frans?

Slide 4 - Tekstslide

Vorm

Dit is voor regelmatige bijvnw...




Plaats

Slide 5 - Tekstslide

Vorm
En deze zijn onregelmatig...
  • actif - active
  • bon - bonne
  • heureux - heureuse
  • italien - italienne




Plaats

Slide 6 - Tekstslide

Vorm






Plaats

La petite fille
le grand garçon
une fille italienne
un garçon intelligent
une belle fille
un garçon sympa

Slide 7 - Tekstslide

Vorm






Plaats

La petite fille
le grand garçon
une fille italienne
un garçon intelligent
une belle fille
un garçon sympa

Slide 8 - Tekstslide

Vorm






Plaats
De regel / Het liedje....

gros beau bon joli
haut long vieux petit
jeune mauvais nouveau et grand
Ce sont les mots qui viennent DEVANT

Slide 9 - Tekstslide

Dus... /Donc....


Denk bij het schrijven van een bijvoegelijk naamwoord altijd aan 2  dingen: VORM en PLAATS !!

Avez-vous des questions?

Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert.
B
La fleur est verte.

Slide 11 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Les filles sont petit.
B
Les filles sont petite.
C
Les filles sont petits.
D
Les filles sont petites.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les chaussures verts.
B
Elle porte les chaussures vert.
C
Elle porte les chaussures verte.
D
Elle porte les chaussures vertes.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte une robe bleue.
B
Elle porte une robe bleus.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Ses jeans est bleus.
B
Ses jeans sont bleus.
C
Sa jeans est bleu.
D
Ses jeans sont bleu.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Il porte un jeans noire.
B
Il porte un jeans noir.
C
Il porte un jeans noirs.
D
Il porte un jeans noires.

Slide 16 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist vorm?
A
La plage est beau.
B
La plage est beaux.
C
La plage est belle.
D
La plage est belles.

Slide 17 - Quizvraag

AU TRAVAIL

Prenez vos livres à la page 30
faire: ex 15 t/m 17


Slide 18 - Tekstslide

Devoirs
mardi 4/9
herhalen A t/m D chapitre 1

Slide 19 - Tekstslide