beeldspraak

Beeldspraak herhaling
De repetitie van volgende week gaat over woordenschat hoofdstuk 1 en 2. Wat moet je leren:
- je weet wat een vergelijking is, wat een metafoor is en wat een personificatie is;
- je herkent deze vormen van beeldspraak in een zin;
- je kunt ook zelf zinnen maken met figuurlijk taalgebruik. voorkomt.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Beeldspraak herhaling
De repetitie van volgende week gaat over woordenschat hoofdstuk 1 en 2. Wat moet je leren:
- je weet wat een vergelijking is, wat een metafoor is en wat een personificatie is;
- je herkent deze vormen van beeldspraak in een zin;
- je kunt ook zelf zinnen maken met figuurlijk taalgebruik. voorkomt.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

De kamer van jou is het object.
De zwijnenstal is het beeld waarmee de kamer wordt vergeleken.

Slide 4 - Tekstslide

Het object (hoe jouw sprong in het zwembad eruitziet)wordt hier niet genoemd.  Het beeld is een bommetje.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Je gaat zo naar een uitlegfilmpje kijken.
Zorg dat je pen en papier bij de hand hebt.
In het filmpje zit beeldspraak verstopt. 
Wie van jullie kan de meeste beeldspraak vinden?
 Let op: de voorbeeldzinnen tellen niet mee.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Papier is geduldig
timer
0:15
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 9 - Quizvraag

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
timer
0:15
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 10 - Quizvraag

Zo'n etterbak moet streng gestraft worden.
timer
0:15
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking

Slide 11 - Quizvraag

Annie kwam aanrijden in haar koekblik is een ....?
timer
0:15
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wat is beeldspraak?

Slide 17 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een vergelijking en een metafoor?

Slide 18 - Open vraag

Wat is een personificatie

Slide 19 - Open vraag

zo lek als een zeef
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 20 - Quizvraag

een deken van sneeuw
bedekt alle straten
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 21 - Quizvraag

zo slap als een vaatdoek
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 22 - Quizvraag

Het is spekglad
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 23 - Quizvraag

Dat is kat in het bakkie.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 24 - Quizvraag

Er met de pet
naar gooien.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 25 - Quizvraag

Het onder de knie hebben.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 26 - Quizvraag

Het onder de knie hebben.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 27 - Quizvraag

Zo rood als een tomaat
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 28 - Quizvraag

Je hoort de bomen
fluisteren
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 29 - Quizvraag

Het hart op de
tong dragen
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 30 - Quizvraag

zo blauw als de lucht
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 31 - Quizvraag

zo rood als wijn
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 32 - Quizvraag

Een zwijnenstal
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 33 - Quizvraag

Een deken van sneeuw
bedekt de straat
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 34 - Quizvraag