Bij dit onderdeel bekijk je meestal een korte speelfilm of televisieserie.
In de toets wordt vooral gevraagd naar relaties tussen personages in de film en naar emoties, zoals boosheid, angst of blijdschap. Let dus goed op:
- hun gezichtsuitdrukking of mimiek
- hun lichaamstaal of non-verbale communicatie
- de toon waarop ze praten (hard, zacht, brutaal, verlegen)