In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
In het Engels is het beleefd om een vraag niet alleen met ja/nee te antwoorden.
Na ja of nee gebruik je het werkwoord en het onderwerp uit de vraagzin in het antwoord.
Did she go to school yesterday? - Yes, she did.- No, she didn't.
Could I borrow your pen?- Yes, you can.- No, you can't.
1. Je begint met ja/nee.2. herhaal het onderwerp uit de vraag.3. herhaal het eerste werkwoord uit de vraag.
*** Als het antwoord met 'NO' begint, dan zet je not achter het werkwoord.
Does he know the what to do for the test?- Yes, he does.- No, he does not.