In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Verkleinwoorden
klas 1
Slide 1 - Tekstslide
Planning
1. Huiswerk bespreken; 2. Herhaling meervouden 3. Uitleg verkleinwoorden; 4. Quiz; 5. Aan de slag
Slide 2 - Tekstslide
Wat is het meervoud van technologie?
A
technologies
B
technologieën
C
technologiën
D
technologieeën
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het meervoud van olijfolie?
A
olijfolies
B
olijfolieën
C
olijfoliën
D
olijfolie's
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het meervoud van café?
A
cafés
B
cafees
C
café's
D
cafeés
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën
Slide 6 - Quizvraag
Verkleinwoorden
- Een verkleinwoord is altijd een zelfstandig naamwoord. - Verkleinwoorden zijn altijd het-woorden. - Er zijn vier uitgangen die een verkleinwoord in principe kan hebben (er zijn een paar uitzonderingen): -je, -tje, -etje, -pje,
Slide 7 - Tekstslide
Verkleinwoorden
Bij de meeste woorden voeg je -je, -tje of -pje toe. (randje)
Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje. (koning - koninkje) (kring - kringetje)
Bij woorden die eindigen op een a, é, o en u (lange klank), verdubbel je de klinker. (pizza - pizzaatje, café - cafeetje).
Bij woorden die eindigen op een -i, schrijf je ietje. (kiwi - kiwietje)
Bij woorden die eindigen op medeklinker +y, schrijf je ’tjemet apostrof. (party - party'tje). Bij een klinker + y geldt dit niet: smiley - smileytje.
Bij afkortingen met letters of cijfers schrijf je ’je of ’tje(met apostrof). (dvd'tje)
Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang. (gat - gaatje)
Slide 8 - Tekstslide
Verkleinwoord. Wat is het verkleinwoord van tosti?
A
tostietje
B
tosti'tje
C
tostie'tje
D
tostitje
Slide 9 - Quizvraag
Verkleinwoord. Wat is het verkleinwoord van kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje
Slide 10 - Quizvraag
Verkleinwoord. Wat is het verkleinwoord van vitamine?
A
vitaminetje
B
vitamientje
C
vittaminetje
D
vitaminnetje
Slide 11 - Quizvraag
Verkleinwoord. Wat is het verkleinwoord van la?
A
laatje
B
ladetje
C
la'tje
D
latje
Slide 12 - Quizvraag
Verkleinwoorden
1. stemmetje is het verkleinwoord van stem. 2. blaadje is het verkleinwoord van blad.
A
1 = goed
2 = niet goed
B
1= niet goed
2 = goed
C
1 = goed
2 = goed
D
1 =niet goed
2 = niet goed
Slide 13 - Quizvraag
Verkleinwoord. Wat is het verkleinwoord van lolly?