Functies van alinea's 2

Lesdoelen
Aan het einde van de les....
- weet je wat functiewoorden zijn;
- kun je een aantal functies van alinea's herkennen;
- Heb je het filmpje over functiewoorden bekeken. 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Aan het einde van de les....
- weet je wat functiewoorden zijn;
- kun je een aantal functies van alinea's herkennen;
- Heb je het filmpje over functiewoorden bekeken. 

Slide 1 - Tekstslide

Functiewoorden

Een alinea heeft een bepaalde 'taak', oftewel functie binnen een tekst. Deze 'taak' omschrijf je met:  Functiewoorden


Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld

stel je voor:  je leest een betoog. In de inleiding geeft de schrijver zijn mening over gamende jongeren. Hij zegt: ''Jongeren gamen tegenwoordig veel te veel!'' Bij deze alinea past dan het functiewoord 'stelling' of 'standpunt'. 
Verderop in dit betoog wordt een onderbouwing gegeven van deze stelling. De schrijver zegt hier: 'Gamen heeft een slechte invloed op de slaap van de jeugd.' Aan de alinea waar dit wordt verteld, kun je het functiewoord 'argument' koppelen.
 Als in de volgende alinea dit argument verder wordt uitgewerkt, past daar het functiewoord 'uitwerking' bij. 
In het slot herhaalt deze schrijver nogmaals zijn stelling en zijn argumenten daarbij. Hier past dan het functiewoord 'samenvatting' bij.

Slide 3 - Tekstslide

Welk functiewoord is van toepassing deze alinea?
A
constatering
B
definitie
C
nuancering
D
vraagstelling

Slide 4 - Quizvraag

Welk functiewoord is van toepassing op deze alinea.
A
argument
B
tegenwerping
C
nuancering
D
vraagstelling

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
A
Een functiewoord geeft een verband aan, een signaalwoord niet.
B
Een functiewoord staat niet altijd in de tekst, een signaalwoord wel.
C
Er is geen verschil.
D
Er zijn minder functiewoorden dan signaalwoorden.

Slide 6 - Quizvraag

Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
A
argument
B
constatering
C
conclusie
D
anekdote

Slide 7 - Quizvraag

De schrijver legt uit waarom iets is zoals het is.
A
argument
B
verklaring
C
conclusie
D
voorwaarde

Slide 8 - Quizvraag

Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
A
anekdote
B
tegenwerping
C
conclusie
D
aanleiding

Slide 9 - Quizvraag

Een goede raad
A
argument
B
afweging
C
aanbeveling
D
verklaring

Slide 10 - Quizvraag

Vaststelling van een feit of verschijnsel
A
voorwaarde
B
relativering
C
constatering
D
conclusie

Slide 11 - Quizvraag

Nadenken over wat het beste is
A
afweging
B
relativering
C
constatering
D
conclusie

Slide 12 - Quizvraag

Definitie
A
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip.
B
Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.
C
Nadenken over wat het beste is.
D
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.

Slide 13 - Quizvraag

Waar komt een afweging vaak voor?
A
aan het begin van een tekst
B
in de bron van een tekst
C
in het middenstuk van een tekst
D
aan het eind van een tekst

Slide 14 - Quizvraag

Relativering
A
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.
B
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
C
Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren
D
Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.

Slide 15 - Quizvraag

Tegenwerping
A
Laten zien dat een argument niet juist is.
B
Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander.
C
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.
D
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.

Slide 16 - Quizvraag

Conclusie
A
Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander.
B
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.
C
Vaststelling van een feit of verschijnsel.
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.

Slide 17 - Quizvraag

Weerlegging
A
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
B
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp
C
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
D
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen

Slide 18 - Quizvraag

Uitwerking
A
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
B
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
C
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is
D
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste omschrijving bij het functiewoord?
voorbehoud
argument
tegenwerping
samenvatting
conclusie
definitie
voorbeeld
constatering
toekomstverwachting
nauwkeurige omschrijving van een bepaalde term 
beschrijving van één concreet geval
er wordt een verschijnsel/ontwikkeling vastgesteld
vertellen wat de mogelijke ontwikkeling kan zijn 
instemmen met iets als aan bepaalde voorwaarde is voldaan
reden waarom iemand iets vindt
bezwaar/bedenking tegenover een ander feit 
beknopte navertelling
slotgedachte obv voorgaande

Slide 20 - Sleepvraag

Wat is de juiste omschrijving bij het functiewoord?
stelling
tegenwerping
bewijs(voering)
aanbeveling
nuancering
hypothese
verklaring
toelichting
uitwerking
bewering/standpunt iets afgezwakt door andere gezichtspunten te geven
voorlopige (veronder)stelling die daarna bewezen wordt 
uitleg hoe een verschijnsel is ontstaan
voorbeelden of nadere uitleg om opvattingen te verduidelijken 
extra informatie gegeven over het onderwerp
Iemand doet een bewering over het onderwerp (niet feitelijk)
bezwaar/bedenking tegen eerdere bewering
met feiten juistheid stelling/theorie aantonen
goede raad of advies (meestal einde tekst)

Slide 21 - Sleepvraag

Wat is de juiste omschrijving bij het functiewoord?
probleemschets
anekdote
afweging
oplossingen
gevolgen
oorzaak
aanleiding
een (grappig of waargebeurd) verhaaltje als illustratie bij het onderwerp
bepalen wat het belangrijkste is voor het trekken van een conclusie
een oplossing geven nadat een probleem is geformuleerd
noemen van de gevolgen van een situatie of verschijnsel.
het benoemen van een of meerdere problemen
waardoor iets ontstaan/geworden is
reden om nu een tekst te schrijven over het onderwerp

Slide 22 - Sleepvraag