Thema 2 les 1

Wat is geen voorbeeld van een accessoire?
A
ring
B
ketting
C
sjaal
D
shirt
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
WoordenschatBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wat is geen voorbeeld van een accessoire?
A
ring
B
ketting
C
sjaal
D
shirt

Slide 1 - Quizvraag

Vul het rijtje aan.

beeldschoon, mooi, prachtig
A
aantrekkelijk, knap
B
afgerond, aantrekkelijk
C
bereikbaar, afgerond
D
zuiver, bereikbaar

Slide 2 - Quizvraag

Welk woord past het best bij;

Een dutje doen, kort slapen.

A
haastslaap
B
een hazenslaapje
C
een hertenslaapje
D
halsoverkop

Slide 3 - Quizvraag

Welke woorden zeggen het best iets over de betekenis van het woord hoofddeksel?
A
steelpan - koekenpan
B
oor - mond - neus
C
hoed - pet - muts
D
klep - luik - dak

Slide 4 - Quizvraag


Je bent ijdel als je..
A
niets om kleding geeft
B
heel lenig bent
C
er goed uit wilt zien
D
het liefst slaapt

Slide 5 - Quizvraag


De randen van een bril noem je..
A
monteur
B
figuur
C
bestuur
D
montuur

Slide 6 - Quizvraag

Doen alsof je iets niet ziet of merkt noem je..
A
negeren
B
plunderen
C
graaien
D
inhalen

Slide 7 - Quizvraag

Welke woorden zeggen het best iets over de betekenis van het woord
outfit?
A
turnen - gymnastiek
B
kleding - kostuum
C
kostuum - sport
D
tas - kleding

Slide 8 - Quizvraag

Welke woorden zeggen het best iets over de betekenis van het woord
pico bello?
A
lelijk - niet oke
B
prima - piekfijn
C
piekfijn - slordig
D
vies - prima

Slide 9 - Quizvraag

Waar kun je niet mee pronken?
A
goed cijfer
B
nieuwe outfit
C
kopje thee
D
gewonnen prijs

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor snoet?
A
gezicht
B
masker
C
pruik
D
slurf

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor verwarren?
A
verbergen
B
negeren
C
inhalen
D
door elkaar halen

Slide 12 - Quizvraag


Wat is het tegengestelde van laf?
A
geniepig
B
moedig
C
stug
D
vals

Slide 13 - Quizvraag


Wat betekent sprakeloos?
A
dat je even niet kunt praten
B
dat je even niet naar een ander luistert
C
dat je geen woorden maar gebaren gebruikt
D
dat je geen zin hebt in een gesprek

Slide 14 - Quizvraag


Welk woord hoort er niet bij?
A
gil
B
kreet
C
schreeuw
D
zucht

Slide 15 - Quizvraag