Paragraaf 3 Wat moet je kennen en kunnen?
Theorie:
Je kunt beschrijven welke soorten reliëf er zijn.
Je kent de algemene regel dat hoe hoger je in een gebergte komt, hoe lager de gemiddelde temperatuur van de lucht is (of: hoe kouder het wordt).
Je kunt beschrijven welke klimaten er in een hooggebergte kunnen voorkomen.
Je kunt beschrijven welke hoogtegordels er in een hooggebergte kunnen voorkomen, en uitleggen hoe deze samenhangen met de gemiddelde temperatuur.
Je kunt uitleggen hoe bij een gebergte neerslag ontstaat en dat er een loef- en een lijzijde is.
Je kunt de soorten reliëf op een kaart herkennen en benoemen.
Je kunt uitleggen waarom de hoogtegordels op het noordelijk halfrond aan de zuidkant van een gebergte hoger liggen dan aan de noordkant van het gebergte.
Begrippen: alpenweide, boomgrens, gletsjer, heuvelland, hooggebergte, hooggebergteklimaat, hoogtegordel, laagland, lijzijde, loefzijde, loofboomgordel, middelgebergte, naaldboomgordel, regenschaduw, reliëf, rotsgordel, toendraklimaat