Toets Hoofdstuk 5 Landschappen in Europa

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1 Wat moet je kennen en kunnen?
Theorie:
Je kunt beschrijven hoe natuurlandschappen, klimaten en vegetatiezones in Europa met elkaar samenhangen.
Je kunt uitleggen hoe de seizoenen ontstaan.
Je kunt uitleggen hoe de breedteligging van een gebied invloed heeft op het klimaat en de seizoenen in dat gebied.

Opdrachten:
Je kent de topografie van landen, gebergten en wateren in Europa (W2).
Je kunt de ligging van de klimaten en vegetatiezones in Europa beschrijven en herkennen op een kaart.
Je kent de algemene regel dat het in Europa van zuid naar noord steeds kouder wordt en dat daardoor de begroeiing verandert.

Begrippen: aardas, hooggebergteklimaat, landklimaat, Middellandse Zeeklimaat, sneeuwklimaat, steppeklimaat, taiga, toendra, toendraklimaat, zeeklimaat

























Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 2 Wat moet je kennen en kunnen?
Theorie:
Je kunt uitleggen hoe zee en land verschillend opwarmen en afkoelen.
Je kunt uitleggen waarom het land hierdoor in de zomer veel warmer is dan de zee en in de winter veel kouder is dan de zee.
Je kent de algemene regel dat in Europa in gebieden dicht bij zee gemiddeld meer neerslag per jaar valt dan in gebieden ver weg van zee.
Je kent de algemene regel dat in Europa de gemiddelde temperatuur in de zomer landinwaarts toeneemt en de gemiddelde temperatuur in de winter afneemt.
Je kunt uitleggen waarom in Europa het zeeklimaat landinwaarts overgaat in het landklimaat.

Opdrachten:
Je kunt aan de hand van kaarten van verschillende plaatsen in Europa uitleggen welk klimaat er heerst, en wat dat voor de gemiddelde temperatuur in de zomer en de winter en voor de neerslag betekent.
Geen nieuwe begrippen

































Slide 3 - Tekstslide

Paragraaf 3 Wat moet je kennen en kunnen?
Theorie:
Je kunt beschrijven welke soorten reliëf er zijn.
Je kent de algemene regel dat hoe hoger je in een gebergte komt, hoe lager de gemiddelde temperatuur van de lucht is (of: hoe kouder het wordt).
Je kunt beschrijven welke klimaten er in een hooggebergte kunnen voorkomen.
Je kunt beschrijven welke hoogtegordels er in een hooggebergte kunnen voorkomen, en uitleggen hoe deze samenhangen met de gemiddelde temperatuur.
Je kunt uitleggen hoe bij een gebergte neerslag ontstaat en dat er een loef- en een lijzijde is.
Je kunt de soorten reliëf op een kaart herkennen en benoemen.
Je kunt uitleggen waarom de hoogtegordels op het noordelijk halfrond aan de zuidkant van een gebergte hoger liggen dan aan de noordkant van het gebergte.

Begrippen: alpenweide, boomgrens, gletsjer, heuvelland, hooggebergte, hooggebergteklimaat, hoogtegordel, laagland, lijzijde, loefzijde, loofboomgordel, middelgebergte, naaldboomgordel, regenschaduw, reliëf, rotsgordel, toendraklimaat














































Slide 4 - Tekstslide

Paragraaf 4 Wat moet je kennen en kunnen?
Theorie:
Je kunt beschrijven waar de meeste mensen wonen in Europa en waarom daar.
Je kunt vier soorten landbouw beschrijven.
Je kunt uitleggen waar deze soorten landbouw voorkomen in Europa en waarom daar.
Je kunt uitleggen waarom het in sommige gebieden in Europa nodig is om te irrigeren.
Je kunt het verband uitleggen tussen klimaat en bevolkingsdichtheid in Europa.
Je kunt het verband uitleggen tussen klimaat en landbouw in Europa.


Begrippen: akkerbouw, bosbouw, irrigatie, landbouw, tuinbouw, veeteelt























































Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Sleepvraag

Waardoor ontstaat het verschil in klimaat tussen Parijs en Rome?

Slide 8 - Open vraag

Welke bundel zonnestraling valt waarschijnlijk op de Noordpool?
A
Nummer 1
B
Nummer 2

Slide 9 - Quizvraag

Het is vandaag 23 februari. Welk seizoen is het op dit moment in Australië?
A
Winter
B
Lente
C
Herfst
D
Zomer

Slide 10 - Quizvraag

Welk seizoen is het bij wereldbol B op het zuidelijk halfrond?
A
Zomer
B
Lente
C
Winter
D
Herfst

Slide 11 - Quizvraag

Welke maand is het bij wereldbol D?
A
Maart
B
Juni
C
September
D
December

Slide 12 - Quizvraag

Welk klimaat is te zien in deze klimaatgrafiek?
A
Zeeklimaat
B
Steppeklimaat
C
Middellandse Zeeklimaat
D
Landklimaat

Slide 13 - Quizvraag

Welke klimaatgrafiek hoort bij Moskou?
A
B
C
D

Slide 14 - Quizvraag

Verdamping
Condensatie
Neerslag
Afstroming
Warmte

Slide 15 - Sleepvraag

Sleep de klimaatgrafieken naar de juiste plek op de kaart.

Slide 16 - Sleepvraag

Zeewater warmt .... op dan land.
A
Langzamer
B
Sneller

Slide 17 - Quizvraag

In de winter wordt het meestal .... als de wind vanaf zee waait
A
Kouder en natter
B
Warmer en natter
C
Kouder en droger
D
Warmer en droger

Slide 18 - Quizvraag

Waardoor ontstaat het verschil in klimaat tussen Parijs en Kiev?

Slide 19 - Open vraag

Welke 2 klimaten ontstaan met name door de invloed van de zee?
A
Steppeklimaat en landklimaat
B
Landklimaat en toendraklimaat
C
Zeeklimaat en landklimaat
D
Toendraklimaat en zeeklimaat

Slide 20 - Quizvraag

In Nederland hebben wij een:
A
Landklimaat
B
Gemiddeldklimaat
C
Sneeuwklimaat
D
Zeeklimaat

Slide 21 - Quizvraag

Hoe worden hoogteverschillen in het landschap genoemd?
A
Hoogtegordels
B
Middel & Klein gebergte
C
Reliëf
D
Heuvelland

Slide 22 - Quizvraag

Als een gebied tussen de 200m en 500m hoog ligt dan noemen we dit gebied?
A
Hooggebergte
B
Heuvelland
C
Middelgebergte
D
Laagland

Slide 23 - Quizvraag

Wat is geen vorm van landbouw?
A
Tuinbouw
B
Veeteelt
C
Bosbouw
D
Kasbouw

Slide 24 - Quizvraag

Welk klimaat komt NIET in Europa voor?
A
Tropisch regenwoud
B
Mediterraans klimaat
C
Sneeuwklimaat
D
Woestijnklimaat

Slide 25 - Quizvraag

In de zomer is de Noordzee op zijn warmst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Hoe verder van de zee hoe kleiner de temperatuur verschillen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Welk gebied heeft de meeste kans op sneeuw in de winter?
A
West-Europa
B
Oost-Europa
C
Zuid-Europa

Slide 28 - Quizvraag

Welk kenmerk past NIET bij het tropisch klimaat?
A
Ongerepte groei
B
Warm & Vochtig
C
Veel diersoorten
D
Koudste maand niet kouder dan 25 graden

Slide 29 - Quizvraag

Welk type landschap is te zien op de afbeelding?
A
Laagland
B
Hooggebergte
C
Middelgebergte
D
Heuvelland

Slide 30 - Quizvraag

De kant van de berg waar de minste neerslag valt noemen we de:
A
Regenschaduw
B
Loefzijde
C
Lijzijde

Slide 31 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding.
Hoe noemen we
we gebied nummer 2?
A
Alpenweide
B
Eeuwige sneeuw
C
Naaldboomgordel
D
Rotsgordel

Slide 32 - Quizvraag

Op welke breedtegraad vallen de zonnestralen loodrecht op het aardoppervlak?
A
0 graden breedte
B
30 graden breedte
C
60 graden breedte
D
10 graden breedte

Slide 33 - Quizvraag

Wat is een gletsjer?
A
Laag gelegen ijsmassa's die langzaam stromen.
B
Hoog gelegen ijsmassa's die heel langzaam naar beneden stromen.
C
Rivieren die het ijs vanuit de bergen transporteren.
D
Koude gebieden in het binnenland waar een landklimaat overheerst. (Sneeuwklimaat)

Slide 34 - Quizvraag

Welke vegetatie komt hoofdzakelijk in Nederland voor?
A
Naaldwoud
B
Toendra
C
Loofbossen
D
Mediterrane vegetatie

Slide 35 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Welk klimaat kun je herleiden uit de afbeelding? Kijk hierbij naar neerslag en temperatuur.
A
Landklimaat
B
Zeeklimaat
C
Tropisch klimaat
D
Mediterraans klimaat

Slide 36 - Quizvraag

Het koude klimaat kent meerdere varianten. Welke variant hoort hier NIET bij?
A
Hooggebergte klimaat
B
Sneeuwklimaat
C
Toendraklimaat
D
Poolklimaat

Slide 37 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Hoe noemen we gebied nummer 3?
A
Grasland
B
Het dal
C
de Alpenweide
D
de Rotsgordel

Slide 38 - Quizvraag

Welk kenmerk/woord past NIET bij een landklimaat?
A
Warme zomers
B
Rusland
C
Aan de kust
D
Koude winters

Slide 39 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Hoe hoger het reliëf, hoe meer vegetatie?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quizvraag

Waar of niet waar? In het woestijnklimaat gaat het niet om de temperatuur, maar om de hoeveelheid neerslag.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 41 - Quizvraag

In welk Europees land verwacht je de landbouw vorm: Bosbouw
A
Finland
B
Nederland
C
Spanje
D
Duitsland

Slide 42 - Quizvraag

In welk land speelt de invloed van de zee GEEN rol in het klimaat?
A
Nederland
B
Oekraïne
C
Duitsland
D
Polen

Slide 43 - Quizvraag

Ik geef mezelf voor mijn kennis
😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Poll

Welk cijfer denk je te gaan halen voor dit proefwerk?
110

Slide 45 - Poll

Waar zou je graag nog meer uitleg over hebben, stel je vraag nu aan de docent!

Slide 46 - Open vraag