8.2 Sociale kwestie (deel 2)

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma 
  1. Terugblikvraag 
  2. Uitleg (10 min.)
  3. Vragen Maken (15 min.)  

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leg uit:
- Waarom deze prent bij het begrip 'sociale kwestie' past
- Welke slechte omstandigheden je terug ziet in de prent.
- Hoe de organisaties heetten waarin de arbeiders zich verenigden

Slide 4 - Open vraag

Opkomst politiek stromingen: Liberalisme 
  • Na de Restauratie (1815) leek alles weer terug te keren naar de oude situatie: overal koningen, weinig macht voor het volk
  • De ideeën van de verlichting waren niet verdwenen: Vrijheid en gelijkheid
  • Vooral rijke burgers (bv. Fabriekseigenaren) wilden meer macht: 
  1. Vaak aanhanger van het Liberalisme: een stroming die zo min mogelijk bemoeienis wil van de overheid. (liberaal = liberty = vrijheid)
  2. Wilden dus meestal geen regels om omstandigheden van de arbeiders te verbeteren 

Slide 5 - Tekstslide

Opkomst politiek stromingen: Socialisme 
  • Door industrialisatie waren omstandigheden arbeiders slecht. 
  • Vanuit de verlichting kwam een stroming op die een gelijkere behandeling wilde voor de arbeiders = Socialisme 
  • Socialisten strijden voor betere wetten voor de arbeider.
  • Krijgen hun zin met het: Kinderwetje van van Houten: 
  1. Kinderen tot twaalf jaar mogen niet in de fabriek werken 
  2. Kinderen tot twaalf jaar moeten verplicht naar school 
  • Ook veel liberalen voor deze wet uit angst voor opstanden en slechte hygiëne 

Slide 6 - Tekstslide

Socialisme: Twee stromingen 
  • Socialisme = Stroming die strijd voor meer gelijkheid in de samenleving voor o.a. arbeiders
  • Socialisme is een emancipatiebeweging : Een beweging die strijd voor gelijke rechten van een bepaalde groep. 
  • Socialisme bestaat uit twee stromingen: 
  1. Sociaaldemocratie (bv. PvdA): Gelijkheid bereiken via de democratische weg. Wetten maken die de omstandigheden van mensen verbeteren 
  2. Communisme: Gelijkheid bereiken via een revolutie en geweld. De rijke klasse (bourgeoisie) moet omvergeworpen worden door de werkende klasse (Proletariaat)  

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Geef minstens drie voorbeelden van de slechte werk- en leefomstandigheden van arbeiders in de fabrieken.

Slide 10 - Open vraag

Leg uit waarom het voor arbeiders zo moeilijk was om zich te verzetten tegen deze omstandigheden.

Slide 11 - Open vraag

Wat was vrijwel de enige manier voor arbeiders om zich wel te verzetten tegen de omstandigheden in de fabrieken?

A
Door zich te verenigen in vakbonden
B
Door in opstand te komen
C
Door vragen te stellen aan de overheid
D
Door te staken.

Slide 12 - Quizvraag

In de samenleving ontstond een discussie over de problemen van de arbeiders en hoe deze moesten worden opgelost. Hoe noemen we deze discussie?
A
Emancipatie
B
Socialisme
C
Sociale kwestie
D
Urbanisatie

Slide 13 - Quizvraag

Waarom maakte niet alleen de arbeiders, maar ook de midden en hogere klassen van de samenleving zich zorgen over de leefomstandigheden van arbeiders?

Slide 14 - Open vraag

Welke stromingen zetten zich in voor de emancipatie (gelijke behandeling) van arbeiders?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Video

Politieke stroming die via parlement en democratie sociale ongelijkheid wil bestrijden en omstandigheden van arbeiders wil verbeteren. 
Sociale groep (arbeiders) die alleen in haar levensonderhoud kan voorzien door te werken voor de bovenklassen 
Politieke stroming geïnspireerd door Marx die door een revolutie de productiemiddelen in handen van de gehele samenleving wil krijgen 
De bovenklassen/welgestelde burgers: bijv. fabriekseigenaren. Zij profiteren van het werk van de arbeiders. 
Communisme 
Sociaaldemocraten 
Bourgeoisie 
Proletariaat 

Slide 17 - Sleepvraag

Geef zo een overeenkomst en een verschil tussen het communisme en de sociaaldemocratie. Bedenk of er in Nederland politieke partijen bestaan die bij een van de twee aansluiten.

Slide 18 - Open vraag

Leg het verband uit tussen de verlichting en de opkomst van de volgende politieke stromingen:
1. Liberalisme
2. Socialisme
3. Feminisme

Slide 19 - Open vraag

Waarom is de opkomst van het socialisme en de gevolgen daarvan een voorbeeld van democratisering?

Slide 20 - Open vraag

Leerdoelen 
1. Je kunt de levensomstandigheden van arbeiders beschrijven en verklaren 
2. Je begrijpt waarom de midden- en hogere klassen zich zorgen maakten over de sociale kwestie en je kunt uitleggen welke rol de overheid hierin ging spelen
3. Je weet welke groepen zich inzetten voor de emancipatie van arbeiders en hoe zij dit deden 
4. Je begrijpt de theorie van Marx en de je kunt uitleggen in welk opzicht sociaaldemocraten afwijken van zijn ideeën  

Slide 21 - Tekstslide