De oevers langs de Nijl waren heel vruchtbaar, omdat elk jaar een overstroming van de Nijl vruchtbaar slib meenam. Nadat het
water was gezakt, bleef de vruchtbare modder liggen.
De Egyptenaren verbouwden gewassen op de vruchtbare grond. Om te voorkomen dat al het water terugstroomde naar de Nijl, legden de boeren dijken aan. Om het water te bewaren, legden de boeren
waterbekkens aan. Om het water naar de akkers te brengen, gebruikten de boeren kanalen.
.