Voegwoorden

Welcome to today's English lesson!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welcome to today's English lesson!

Slide 1 - Tekstslide

By the end of this lesson, you...
...know what to do when you don't know a word in English.
...know several conjunctions (=voegwoorden) you might find in your English texts and that you can use in your writing.

Slide 2 - Tekstslide

Difficult words: what now?
Stappenplan:
1. Moet ik het woord kennen om de zin te begrijpen?
2. Lijkt het woord op een Nederlands woord?
3. Kan ik naar de context kijken om te achterhalen wat het woord betekent?

Context
Een context is de omgeving waarin iets betekenis krijgt. Bij een woord is dit de zin waarin het woord staat en de zinnen er omheen. 

Slide 3 - Tekstslide

Difficult words: examples
The skeleton of the spinosaurus was gigantic. 

Slide 4 - Tekstslide

Difficult words: examples
The skeleton of the spinosaurus was gigantic. 

Slide 5 - Tekstslide

Difficult words: examples
The skeleton of the spinosaurus was gigantic

Slide 6 - Tekstslide

Difficult words: examples
The skeleton of the spinosaurus was gigantic. 
The ophthalmologists told me I have bad eyesight.

Slide 7 - Tekstslide

Difficult words: examples
The skeleton of the spinosaurus was gigantic. 
The ophthalmologists told me I have bad eyesight.
The spies intercepted the mafia's communication. Now they know all about it.

Slide 8 - Tekstslide

Difficult words: examples
The skeleton of the spinosaurus was gigantic. 
The ophthalmologists told me I have bad eyesight.
The spies intercepted the mafia's communication. Now they know all about it.

Slide 9 - Tekstslide

Voegwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Welke voegwoorden ken jij in het Nederlands?

Slide 11 - Woordweb

Nederlandse voegwoorden

Slide 12 - Woordweb

Welke voegwoorden ken jij in het Engels?

Slide 13 - Woordweb

Engelse voegwoorden

Slide 14 - Woordweb

Voegwoorden
  • He went to the supermarket because he was out of food.
  • My grandfather drives a car which is very old.
  • The iPhone 14 comes in many colours, for example, in gold, black and silver. 
  • Before I go to the party, I have to change my outfit.
  • I ate a lot of chocolate, but I am still hungry. 

Slide 15 - Tekstslide

Voegwoorden

Slide 16 - Tekstslide

Despite our differences, my sister and I are very close.
Wat is de goede vertaling van deze zin?
A
Door onze verschillen zijn mijn zus en ik heel gehecht aan elkaar.
B
Ondanks onze verschillen zijn mijn zus en ik heel gehecht aan elkaar.
C
Naast onze verschillen zijn mijn zus en ik heel gehecht aan elkaar.

Slide 17 - Quizvraag

Despite = ondanks

Slide 18 - Tekstslide

Whenever I eat chocolate, I feel very happy.
Wat is de goede vertaling van deze zin?

A
Telkens als ik chocolade eet, voel ik me erg gelukkig.
B
Behalve als ik chocolade eet, voel ik me erg gelukkig.
C
Als ik soms chocolade eet, voel ik me erg gelukkig.

Slide 19 - Quizvraag

Whenever = Telkens als

Slide 20 - Tekstslide

I never know when to wear shoes such as these.
Wat is de goede vertaling van deze zin?

A
Ik weet nooit wanneer ik schoenen zoals deze kan dragen.
B
Ik weet nooit wanneer ik af en toe schoenen kan dragen.
C
Ik weet nooit wanneer ik bijvoorbeeld deze schoenen kan dragen.

Slide 21 - Quizvraag

such as = zoals

Slide 22 - Tekstslide

Even when I was very scared, I protected my friend.
A
Ook toen ik heel bang was, beschermde ik mijn vriend.
B
Zelfs toen ik heel bang was, beschermde ik mijn vriend.
C
Behalve toen ik heel bang was, beschermde ik mijn vriend.

Slide 23 - Quizvraag

Even = zelfs

Slide 24 - Tekstslide

Find the conjunction (voegwoord)
Just as I wanted to watch the football match on tv, electricity went out.

Slide 25 - Open vraag

Michael has a lot of money, however, he is not happy at all.

Slide 26 - Open vraag

So, she has yet to give me lunch.

Slide 27 - Open vraag

Assignment

Slide 28 - Tekstslide

Tips/tops voor de les

Slide 29 - Open vraag