Kaar voor de toetsweek?!

Klaar voor de toetsweek?!
Doel van de les: na deze les weet je welke onderdelen van leesvaardigheid jouw extra aandacht nodig hebben.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Klaar voor de toetsweek?!
Doel van de les: na deze les weet je welke onderdelen van leesvaardigheid jouw extra aandacht nodig hebben.

Slide 1 - Tekstslide

Lesvolgorde
Vragen beantwoorden
10 minuten leren tekstverbanden en signaalwoorden
LessonUp maken
Proeftoets maken

Slide 2 - Tekstslide

Leesboek
- Meenemen naar de toetsweek
- Noteren op het blad voor goedkeuring
- Opdracht wordt uitgedeeld na de toetsweek

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken opdracht 29

Slide 4 - Tekstslide

Welke manieren van inleiden ken je? (5)

Slide 5 - Open vraag

Welke manieren van afsluiten ken je? (4)

Slide 6 - Open vraag

Welke van de onderstaande mogelijkheden geeft een schrijfdoel aan?
A
reclametekst
B
informerende tekst
C
amuserende tekst
D
overhalen

Slide 7 - Quizvraag

Welke van de onderstaande mogelijkheden geeft een tekstsoort aan?
A
reclametekst
B
informatiefolder
C
betogende tekst
D
overhalen

Slide 8 - Quizvraag

Welke van de onderstaande mogelijkheden geeft een voorbeeld van een activerende tekst aan?
A
reclametekst
B
uiteenzettende tekst
C
amuserende tekst
D
overhalen

Slide 9 - Quizvraag

Welke tekstsoort hoort bij het schrijfdoel overtuigen?
A
activerende tekst
B
informerende tekst
C
betogende tekst
D
beschouwende tekst

Slide 10 - Quizvraag

Welk tekstdoel hoort bij een informerende tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een instructieve tekst?
A
een stripverhaal in een krant
B
een recept
C
een klachtenbrief
D
een nieuwsbericht

Slide 12 - Quizvraag

Wat is waar over het deelonderwerp?
A
Het kopje boven de alinea geeft het deelonderwerp weer.
B
Het deelonderwerp is het onderwerp van de tekst.
C
Het deelonderwerp omschrijf je in een hele zin.
D
Het deelonderwerp is slechts één woord.

Slide 13 - Quizvraag

Waar staat de kernzin?

Slide 14 - Open vraag

Wat staat er voor of achter de kernzin?
A
Een toelichting op de kernzin.
B
Een toelichting, uitleg of voorbeeld om de kernzin toe te lichten.
C
Het onderwerp van de tekst.
D
Een slotalinea.

Slide 15 - Quizvraag

Toetsvraag
Geeft het tussenkopje de inhoud wel of niet goed weer?
Aanpak: Ga na of het deelonderwerp van de alinea overeenkomt met het tussenkopje. Past dit tussenkopje bij de hele alinea?
Leg je antwoord altijd goed uit.

Slide 16 - Tekstslide

De juiste definitie van een kernzin is:
A
De kernzin bevat de belangrijkste mededeling van een tekst.
B
De kernzin is de belangrijkste zin van een tekst.
C
De kernzin is de belangrijkste zin van een alinea.
D
De kernzin bevat de belangrijkste mededeling van een alinea.

Slide 17 - Quizvraag

Auto's in het stadcentrum moeten worden verboden vanwege geluidsoverlast. Wat is waar?
A
Er staat geen standpunt in deze zin.
B
Het standpunt is dat er geluidsoverlast is.
C
Het standpunt is dat auto's in het stadscentrum moeten worden verboden.
D
Er staat geen argument in de zin.

Slide 18 - Quizvraag

Welke van de volgende woorden zijn objectief?
A
uitslag
B
lekker
C
overdreven
D
belachelijk

Slide 19 - Quizvraag

Welke van de volgende zinnen zijn subjectief?
A
De uitslag wordt morgen verwacht.
B
Het wordt mooi weer morgen.
C
Morgen gaat het regenen.
D
Ik heb al mijn boterhammen al op.

Slide 20 - Quizvraag

Kies het beste antwoord:
A
Een subjectieve tekst bevat alleen meningen.
B
Een subjectieve tekst gaat over feiten.
C
Een subjectieve tekst bevat feiten en de mening van de schrijver.
D
Een subjectieve tekst gaat over argumentatie.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is argumentatie?
A
standpunt en argumenten samen
B
alle argumenten bij elkaar
C
alle meningen bij elkaar
D
de manier van argumenteren

Slide 22 - Quizvraag

Online
Op mijn niveau
online basis/plus hoofdstuk 8 oefenen

Slide 23 - Tekstslide