Woordenboek


Alfabet en woordenboek
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Alfabet en woordenboek

Slide 1 - Tekstslide

In deze les:

1. Het alfabet
2. Hoe gebruik je een woordenboek?

Slide 2 - Tekstslide

De letter j komt voor de letter g in het alfabet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

De letter q komt voor de letter t in het alfabet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

De letter w komt voor de letter x in het alfabet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Grondwoord
Het woord dat je in het woordenboek opzoekt

Computertje --> Computer
Gemaakt --> ?
Gewinkeld --> ?
Violen --> ?

Slide 6 - Tekstslide

Bij welk grondwoord zoek je het woord 'bevond' op?
A
bevind
B
bevindt
C
bevinden
D
bevonden

Slide 7 - Quizvraag

Bij welk grondwoord zoek je het woord 'bevond' op?
A
bevind
B
bevindt
C
bevinden
D
bevonden

Slide 8 - Quizvraag

Waar zoek je werkwoorden op in het woordenboek?
A
ik-vorm
B
hele werkwoord
C
verleden tijd
D
voltooid deelwoord

Slide 9 - Quizvraag

Zet de volgende letters in alfabetische volgorde.
A
uwv
B
uvw
C
vuw
D
vwu

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn na de k de drie volgende letters in het alfabet?
A
H-I-J
B
L-M-N
C
J-I-L
D
L-M-O

Slide 11 - Quizvraag

Waar staan de woorden in alfabetische volgorde?
A
tijdschrift, boek, krant
B
krant, boek, tijdschrift
C
boek, tijdschrift, krant
D
boek, krant, tijdschrift

Slide 12 - Quizvraag

Waar staan de woorden in alfabetische volgorde?
A
koppie, koppig, koppijn
B
koppie, koppijn, koppig
C
koppig, koppie, koppijn
D
koppig, koppijn, koppie

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
A
puber
B
puberteit

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
A
twaalf
B
tv-uitzending
C
tv-presentator
D
tutten

Slide 15 - Quizvraag

Pak nu je woordenboek!

Slide 16 - Tekstslide

Zoek het woord 'ligbad' op.
Welke letter staat erachter?
A
m
B
v
C
o

Slide 17 - Quizvraag

Zoek het woord 'dwerg' op.
Hoeveel betekenissen heeft dit woord?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quizvraag

Achter dwerg zie je -en staan. Waar staat het streepje voor?
A
het woord 'dwerg'
B
min
C
of
D
ook

Slide 19 - Quizvraag

Zonder woordenboek!

Op welke bladzijde vind je het woord 'herfst'?
A
hemel - herkauwen
B
heilloos - hemdsmouw
C
het - hilariteit
D
herkauwer - hesp

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel betekenissen heeft het woord 'herinnering'?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 21 - Quizvraag

Zoek het woord 'springkasteel'.

Hoeveel stipjes zie je in dit woord staan?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 22 - Quizvraag


Wat geven de stipjes aan?
A
waar een nieuwe lettergreep komt
B
waar je een hoofdletter zet
C
waar je in een zin een punt zet
D
waar een spatie komt

Slide 23 - Quizvraag

Hoe spreek je volgens het woordenboek 'groupie' uit?
A
groepie
B
krupie
C
kroepie

Slide 24 - Quizvraag

Wat is volgens het woordenboek de tweede betekenis van gemaakt?
A
vervaardigen
B
voortbrengen
C
repareren
D
veroorzaken

Slide 25 - Quizvraag

Aan de slag!
Maken: H2 spelling in het woordenboek (eigen leerroute)

Slide 26 - Tekstslide