Ontwikkelingsfasen (2)

Ontwikkelingsfasen (2)
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Ontwikkelingsfasen (2)

Slide 1 - Tekstslide

Van baby tot adolescent
Er zijn acht fasen in de ontwikkeling van baby naar adolescent
Bij elke ontwikkelingsfase en leeftijd horen bepaalde kenmerken.


Slide 2 - Tekstslide

Zuigeling (0-1 jaar)

Lichamelijke ontwikkeling: 
uiterlijke ontwikkeling: pas na 6 weken wordt de kleur v.d. ogen duidelijk.
Motorische ontwikkeling: afhankelijk van  de rijping van het zenuwstelsel en de hersenen
Vanaf 8 maanden (ongeveer gaan ze kruipen)
De eerste bewegingen zijn reflexen-> volgen vaak op een prikkel.

Slide 3 - Tekstslide

Waaraan kun je als ouder merken dat een baby in zijn eerste levensjaar zijn eigen lichaam ontdekt?
A
. De baby begint te praten en woorden te vormen.
B
De baby kijkt vaak naar zijn handen en voeten, speelt ermee en stopt ze in zijn mond.
C
De baby begint te kruipen en te lopen.
D
De baby herkent gezichten van familieleden

Slide 4 - Quizvraag

Sociale ontwikkeling
informatie verzamelen : door te voelen en te bewegen.
Communiceren : lachen en huilen en houding hoofd en handen.
Rond de zesde week herkent de baby de stem van zijn ouders
Rond de 8e week reageert hij erop.

Slide 5 - Tekstslide

emotionele ontwikkeling
 In het eerste levensjaar gaan baby’s zich hechten aan de personen die voor hen het belangrijkst zijn, ze laten dat merken middels bepaald gedrag:
* hechtingsgedrag
* eenkennigheid , rond 6e -7e maand (zuigelingen  weten hun ouders voor het eerst duidelijk te onderscheiden van minder bekende mensen.
* scheidingsangst (ontstaat vaak rond de 8e maand, zijn dan vaak bang en huilen veel)

Morele ontwikkeling: is nog geen sprake van , baby weet nog niet wat goed  of fout is

Slide 6 - Tekstslide

ontwikkeling van het denken

bij een baby gaat het hier om  het aanleren van vaardigheden en de ontwikkeling van de taal: 
door ervaringsleren: de baby leert dingen door ze zelf te doen
door herhalingsleren: de baby leert dingen door ze eindeloos te oefenen
door imiterend leren: de baby leert dingen door anderen na te doen
 taalontwikkeling:
na 6 weken ->  geluidjes maken 
na ong 4 maanden -> Brabbelen -> baba / tata
Vanaf de achtste maand -> baby’s   gaan spraak imiteren. 
Vanaf elf maanden- baby’s begrijpen hun eigen naam en het woordje ‘nee’ 
het einde van het eerste jaar -> de overgang naar echte spraak.volgt 

Slide 7 - Tekstslide

Dreumes: van 1 - 2 jaar
Lichamelijke Ontwikkeling
Het gewicht van de dreumes neemt flink toe, maar in de lengte groeit hij minder hard dan in de babytijd. 
Grove motoriek: Leren lopen, rennen, klimmen en traplopen.
Fijne motoriek: Voorwerpen oppakken, stapelen en tekenen met krijtjes

Sociale Ontwikkeling
Interactie met anderen: Spelen naast andere kinderen (parallel spel) en eenvoudige sociale interacties. is nieuwsgierig naar anderen, maar daarnaast ook egocentrisch.

Slide 8 - Tekstslide

emotionele ontwikkeling
er is dan sprake van objectpermanentie:  Mensen en dingen zijn  niet weg, maar alleen even ergens anders.

Morele ontwikkeling: Begrijpen van eenvoudige regels en grenzen, bijvoorbeeld-> je mag niet een ander kindje slaan.
Imitatie: Gedrag van volwassenen en oudere kinderen nadoen

Slide 9 - Tekstslide

ontwikkelen van denken
Taalontwikkeling: Eerste woorden en eenvoudige zinnen, begrijpen van meer woorden dan ze kunnen zeggen. (vanaf ongeveer 18 maanden -> tweewoordzinnen, telegramstijl))
Probleemoplossend vermogen: Eenvoudige puzzels oplossen, oorzaak en gevolg begrijpen.

Slide 10 - Tekstslide

Peuter(2-4 jaar)

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel groeit de peuter in zijn 3e en 4e levensjaar gemiddeld?
A
6-7 cm per jaar
B
8-10 cm per jaar
C
10-12 cm per jaar
D
12-14 cm per jaar

Slide 12 - Quizvraag

Wat is kenmerkend aan de seksuele ontwikkeling bij een peuter (2-4 jaar)?
meerdere antwoorden mogelijk)
A
Het tonen van nieuwsgierigheid naar eigen en andermans lichaam.
B
Het begrijpen van seksuele voorlichting.
C
Het vermijden van lichamelijk contact met anderen.
D
elkaar lachend hun blote billen laten zien en kijken hoever ze hierin kunnen gaan.

Slide 13 - Quizvraag

Welke van de volgende vaardigheden is kenmerkend voor de motorische ontwikkeling van een peuter (2-4 jaar)?
A
Het leren fietsen zonder zijwieltjes.
B
Het zelfstandig aankleden en uitkleden
C
Het leren schrijven van letters.
D
Het uitvoeren van complexe gymnastiekoefeningen.

Slide 14 - Quizvraag

Motorische ontwikkeling
*Zindelijkheidstraining in de loop van het 2e jaar.
*Voordat een kind zindelijk kan worden, moet het begrijpen dat zijn lichaam ontlasting en urine maakt. 
*De meeste kinderen krijgen voor hun derde verjaardag de controle over blaas en sluitspieren.

Sociale ontwikkeling
 In de tweede helft van het tweede jaar gaan peuters met leeftijdsgenootjes spelen.(naast elkaar)
Pas na het derde jaar begint het met elkaar spelen langzaamaan meer vorm te krijgen.

Slide 15 - Tekstslide

Emotionele ontwikkeling
De nee fase staat hier voorop, alsof ze duidelijk willen maken dat ze een eigen wil hebben.
In de peutertijd komt het zelfbewustzijn tot stand.(besef van eigen bestaan.
Een peuter kent ook nog verschillende angsten.
Morele ontwikkeling
Op deze leeftijd ontwikkelt het geweten zich vooral door straf en beloning.
De peuter gaat experimenteren met wat wel en niet mag.

Slide 16 - Tekstslide

ontwikkelen van denken
Denken is nog concreet
ziet geen verschil tussen fantasie en werkelijkheid
> magisch denken , roept veel angst op (het leggen van verbanden die er in werkelijkheid niet zijn.)
> animistisch denken:  de peuter kent aan levenloze dingen menselijke eigenschappen toe.

Taalontwikkeling:
langere zinnen, besef van grammatica. gaat persoonlijke voornaamwoorden gebruiken: eerst nog zijn eigen naam , maar in het 3e k=jaar meer met ' ík' en 'jij' anderen aanspreken-> de zogenoemde differentiatie fase..


Slide 17 - Tekstslide

Kleuter (4-6 jaar
Lichamelijke ontwikkeling: Het uiterlijk verandert
 De verhoudingen tussen ledematen, romp en hoofd krijgen meer de proporties van een volwassene.
Motorische ontwikkeling:
Motoriek verfijnt steeds meer, het schrijven van letters leren de meeste kinderen als ze 5 jaar zijn.
De mate waarin het zich ontwikkelt verschilt per kind (jongens en meisjes

Slide 18 - Tekstslide

wat kenmerkt de seksuele ontwikkeling in de kleuterperiode?
A
spelen met veel fantasie en experimenteren in deze fase met seksuele gevoelens tijdens rollenspellen.
B
vadertje en moedertje of doktertje spelen
C
willen weten hoe een baby uit de buik komt
D
niet willen omkleden in het openbaar

Slide 19 - Quizvraag

sociale ontwikkeling
kleuters gaan steeds meer spelen met andere kinderen , op school en thuis
zien vader/ moeder of  meester / juf als rolmodel
 Langzaamaan neemt de kleuter ook normen en waarden over van de ouders.
emotionele ontwikkeling
Kleuters leren langzaam maar zeker hun emotionele reacties te sturen.
Kleuters  kunnen zich ook steeds beter aan regels en afspraken houden, bijvoorbeeld wanneer de ouders niet in de buurt zijn.
De kleuterfase is belangrijk voor de ontwikkeling van de persoonlijkheid in het verdere leven.
morele ontwikkeling:
Langzaam vormt zich bij de kleuter het innerlijk geweten.

Slide 20 - Tekstslide

Ontwikkeling van het denken
Het animistisch en magisch denken speelt – net als in de peuterfase – nog een grote rol. 
Bijvoorbeeld:  dat zijn fiets gemeen is en hem pijn wil doen als hij er vanaf valt OF sprookjesfiguren kunnen net zo echt zijn als het bed waarin hij slaapt.

taalontwikkeling: De meeste kinderen van 4 jaar kunnen prima duidelijk maken wat ze willen,  kent de regels van zinsopbouw, de meervoudsvormen en begint het heden en verleden te begrijpen.  kan een kort verhaal al na vertellen

Slide 21 - Tekstslide

Maartje zegt: "jongens zijn stom"
is dit kenmerkend voor een jong schoolkind?
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Het Jonge schoolkind(6-9 jaar)
lichamelijke ontwikkeling:
Tot een jaar of 9 zijn jongens gemiddeld groter dan meisjes..
Het zenuwstelsel is rond de zesde verjaardag volledig gerijpt en het kind heeft de zelfde lichamelijke mogelijkheden als een volwassene. 
Motorische ontwikkeling: het wordt steeds nauwkeuriger > de fijne motoriek
 ze worden sterker en leniger. Ook hebben ze een beter evenwichtsgevoel.
seksuele ontwikkeling:  houden zich er in deze periode weinig mee bezig, ontwikkelen steeds meer schaamtegevoel. spelen ook liever met leeftijdsgenoten van dezelfde sekse. Het aantrekken en afstoten tussen beide seksen vinden de kinderen spannend.
sociale ontwikkeling: kiezen zelf hun vrienden en spelen vaker buiten het zicht van een volwassene., leren door het  spelen met anderen meer sociale vaardigheden.

Slide 23 - Tekstslide

vanaf welke leeftijd verdwijnen de zogenaamde kleuter angsten?
A
vanaf 6 jaar
B
vanaf 8 jaar
C
vanaf 7 jaar
D
vanaf 9 jaar

Slide 24 - Quizvraag

hoe groot is de groep van het jonge schoolkind die last heeft van nachtmerries
A
10 %
B
50%
C
25%
D
75%

Slide 25 - Quizvraag

De plaats in de kindervolgorde van het gezin heeft invloed op de ontwikkeling van de persoonlijkheid van een kind
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

morele ontwikkeling
* Jonge schoolkinderen houden zich steeds beter aan de normen en waarden die ze hebben geleerd. 
* Kinderen in de leeftijdsfase 6-9 jaar kunnen zich druk maken om de (on)rechtvaardigheid van dingen.
Ontwikkeling van Denken: 
Rond de leeftijd van 7 jaar ontstaat er een vorm van denken die het mogelijk maakt logisch te redeneren.->  het conservatiebesef.: ze beginnen  zich te realiseren dat de vorm van een stof kan veranderen, zonder dat de hoeveelheid van die stof verandert. (denk aan ijs wat je laat smelten).  kinderen dingen kunnen omdraaien.->ze begrijpen bijvoorbeeld dat aftrekken het omgekeerde is van optellen.
Taalontwikkeling: woordenschat neemt toe, door het lezen en ook het begrip voor grammatica 


Slide 27 - Tekstslide

Zelf doorlezen 
* Het oudere schoolkind (9-12 jaar)
* De puber (12-16 jaar)
* De adolescent (16-21 jaar)
* en tenslotte de korte samen vatting
vervolgens maak je de opdrachten 12 t/ m 17

Slide 28 - Tekstslide

Opvoeden
Opvoeden is het begeleiden van een kind bij zijn ontwikkeling tot iemand die zelfstandig kan meedoen aan de samenleving:
- beschermen en verzorgen 
- bieden structuur 
- kennis overdragen  
- Bijbrengen van normen en waarden.
- Bieden van positieve ondersteuning
Opvoeden gebeurt ook niet alleen in de thuissituatie. anderen die te maken hebben met de opvoeding: familieleden, buren, de huisarts, een leerkracht en medewerkers van de kinderopvang.

Slide 29 - Tekstslide

opvoedingsstijlen
Er zijn verschillende opvoedingsstijlen die ouders kunnen hanteren.:
Autoritaire opvoedingsstijl: Strikte regels en hoge verwachtingen, met weinig ruimte voor discussie.
Autoritatieve opvoedingsstijl: Regels en richtlijnen zijn aanwezig, maar er is ook ruimte voor dialoog en begrip.
Permissieve opvoedingsstijl: Weinig regels en beperkingen, kinderen hebben veel vrijheid.
Verwaarlozende opvoedingsstijl: Weinig betrokkenheid en aandacht voor het kind, zowel emotioneel als fysiek.

Lees zelf het hoofstuk nog goed door  (14.8 E, paragraaf 3)

Slide 30 - Tekstslide

Opvoeding per leeftijdsfase
Tijdens de ontwikkeling zal de  manier van opvoeden regelmatig moeten worden  bijgestuurd. De opvoeding van een puber vraagt een andere houding en andere vaardigheden dan de opvoeding van een kleuter.

Lees verder het hoofdstuk hierover door en maak de  opdrachten bij hoofstuk 14.8 . E

Slide 31 - Tekstslide

De baby kan verwend raken wanneer de ouders te snel ingaan op het gehuil
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Ontwikkelingsfasen volwassenen
Dit is een leeftijdsfase waarin zich ook nog allerlei ontwikkelingen voordoen. 
Volwassenheid betekent niet meer alleen innerlijke rust en evenwicht, maar ook werken aan jezelf en je verder ontwikkelen.
Drie fasen:
fase 1: de jongvolwassene (21-35 jaar)
fase 2: de middenvolwassene (35-50 jaar)
fase 3: de oudere volwassene (50-65 jaar)

Slide 33 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van de jongvolwassene?
A
Het ontwikkelen van onafhankelijkheid
B
Het ervaren van een midlifecrisis
C
Het reflecteren op het leven en keuzes
D
Het opvoeden van de volgende generatie

Slide 34 - Quizvraag

Welke van de volgende uitdagingen is het meest kenmerkend voor de middenvolwassenheid?
A
Het ontwikkelen van een gevoel van integriteit en tevredenheid
B
Het aangaan van intieme relaties en het vinden van een partner
C
Het bijdragen aan de maatschappij en het opvoeden van de volgende generatie
D
Het ontwikkelen van onafhankelijkheid en het verkennen van nieuwe interesses

Slide 35 - Quizvraag

Wat is een belangrijk kenmerk van de oudere volwassene?
A
. Het aangaan van nieuwe vriendschappen en sociale netwerken
B
Het ontwikkelen van nieuwe carrièrepaden
C
Het opvoeden van jonge kinderen
D
Het reflecteren op het leven en het vinden van vrede met keuzes en ervaringen

Slide 36 - Quizvraag

Huiswerk 
Maak dit hoofdstuk af: 14.8
lezen , bestuderen en de opdrachten maken.

Maak een keuze wat betreft het keuzedeel waar je mee aan de slag wilt gaan. Bespreek dit met je werkbegeleider en leg het ook voor aan je slber

Maak in Learnbeat de hoofdstukken af die je zelf moet bestuderen van Kennismaken met de Zorg: 14.2,  14.5 en 14.6
14.7 Kennismaken met de doelgroep: ziekte en gezondheid , doorlezen en de opdrachten maken

Slide 37 - Tekstslide