bas was op vakantie in oostenrijk daar ging hij met zijn ouders wandelen in de bergen onderweg kwam hij een heleboel prachtige dieren tegen zoals koeien berggeiten en roofvogels bas maakte van ieder dier een foto thuis vroeg hij aan zijn vader zal ik van deze foto’s een fotoboek maken
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Leestekens
bas was op vakantie in oostenrijk daar ging hij met zijn ouders wandelen in de bergen onderweg kwam hij een heleboel prachtige dieren tegen zoals koeien berggeiten en roofvogels bas maakte van ieder dier een foto thuis vroeg hij aan zijn vader zal ik van deze foto’s een fotoboek maken
Slide 1 - Tekstslide
bas was op vakantie in oostenrijk daar ging hij met zijn ouders wandelen in de bergen onderweg kwam hij een heleboel prachtige dieren tegen zoals koeien berggeiten en roofvogels bas maakte van ieder dier een foto thuis vroeg hij aan zijn vader zal ik van deze foto’s een fotoboek maken
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Video
Uitroepteken
Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk.
Dat is fantastisch!
Slide 4 - Tekstslide
Uitroepteken (!)
Een uitroepteken gebruik je na een uitroep of bevel:
Houd op!
Slide 5 - Tekstslide
Vraagteken (?)
Een vraagteken gebruik je aan het eind van een vraagzin.
Hoe gaat het met jou?
Slide 6 - Tekstslide
De komma
Slide 7 - Tekstslide
Voor voegwoorden
voor omdat, want en zodat. Na het voegwoord en gebruik je geen komma.
Bijvoorbeeld: Thijs gaat naar huis, omdat hij ziek is.
Thijs gaat naar huis, zodat hij uit kan rusten.
Slide 8 - Tekstslide
In welke zin staat het leesteken op de juiste plaats?
A
Help jij je vrienden altijd.
B
Help jij je vrienden altijd?
C
Help jij je vrienden altijd!
D
Help jij je vrienden altijd,
Slide 9 - Quizvraag
Komma tussen twee persoonsvormen.
Wat Sara durft, is echt heel moedig.
Als het goed is, is het morgen mooi weer.
Slide 10 - Tekstslide
Voor opsommingen die uit meer dan twee delen bestaan
Bijvoorbeeld:
Op de middelbare school krijg je vakken als aardrijkskunde, geschiedenis, natuurkunde en scheikunde.
Slide 11 - Tekstslide
Bedenk een zin met komma en een signaalwoord (omdat, want, zodat).
Slide 12 - Open vraag
Bedenk een zin met een komma en een opsomming met meer dan twee delen.
Slide 13 - Open vraag
Bedenk een zin met een komma met twee persoonsvormen (bijv. heeft, is).
Slide 14 - Open vraag
Na het aanspreken van iemand.
Bijvoorbeeld: Ga je mee boodschappen doen, Lisanne?
Slide 15 - Tekstslide
Verzin een zin met een komma. Na het aanspreken van iemand.