Kies 2 Thema 5 Veiligheid

Herhalen Thema 5 Veiligheid 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Alfabetisering NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Herhalen Thema 5 Veiligheid 

Slide 1 - Tekstslide

Deze maatregel zorgt voor ....
A
Privacy op het vliegveld
B
Veiligheid op het vliegveld

Slide 2 - Quizvraag

Waar is een veiligheidsmaatregel voor bedoeld?
A
om een plek veiliger te maken
B
om mensen in de gaten te houden
C
om te laten zien dat iets of iemand gevaarlijk is

Slide 3 - Quizvraag

Hoe noem je het recht om informatie voor jezelf te houden?
A
rechtspraak
B
privacy
C
veiligheid

Slide 4 - Quizvraag

Wat is privacy?
A
Dat je dingen voor jezelf mag houden.
B
Dat je je aan de regels moet houden.
C
Dat je je veilig moet kunnen voelen.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de oorzaak van dit gedrag?
A
alcohol en drugs
B
persoonlijke eigenschappen
C
groepsgedrag

Slide 6 - Quizvraag

lichamelijk geweld
psychisch geweld
bedreigen
pesten
schelden
schoppen

Slide 7 - Sleepvraag


A
privacy
B
groepsgedrag
C
agressief gedrag

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer spreek je van crimineel gedrag?
A
Wanneer iemand regels overtreedt zonder gevolgen.
B
Als je iets doet wat volgens de wet verboden is.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een misdrijf?
A
Een lichte overtreding.
B
Een straf waarbij je een boete moet betalen.
C
Een ernstige overtreding van de wet.

Slide 10 - Quizvraag

Wat staat er op een strafblad?
A
Welke ervaringen je hebt.
B
Welke straf je krijgt.
C
Welke overtredingen of misdrijven je hebt gepleegd.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een taakstraf?
A
Een straf waarbij iemand onbetaald werk moet doen.
B
Een straf waarbij je een boete moet betalen.
C
Een straf waarbij je naar de gevangenis moet.

Slide 12 - Quizvraag

Wat doe je als je aangifte doet?
A
Je meldt als slachtoffer of getuige een misdrijf bij de politie.
B
Je doet iets wat verboden is.
C
Je meldt een verloren voorwerp bij de gemeente.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is rechtspraak?
A
Het organiseren van rechtszaken.
B
Het nemen van beslissingen in rechtszaken.
C
Het geven van juridische adviezen aan burgers.

Slide 14 - Quizvraag

Wie is de rechter?
A
De persoon die een beslissing neemt in een rechtszaak.
B
De persoon die adviezen geeft aan cliënten.

Slide 15 - Quizvraag

Wat doet een advocaat?
A
Hij beoordeelt en bestraft wetsovertredingen.
B
Hij komt op voor de verdachte tijdens een rechtszaak.

Slide 16 - Quizvraag