2VWO: 2.6 en 2.7 (voeding en vertering bij zoogdieren/nadenken over eten)

thema 2; voeding en vertering
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

thema 2; voeding en vertering

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma van deze les
  1.    2.7: nadenken over eten
  2.    Zelfstandig werken aan opdrachten
  3.    2.6: voeding en vertering bij zoogdieren
  4.    Zelfstandig werken aan opdrachten
  5.    Plannen voor de toets
  6.    Afsluiting (+ HW opgeven)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.7: Nadenken over eten
Leerdoelen:

2.7  Ik kan uitleggen dat minder vlees eten beter is voor de gezondheid en voor het milieu.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overproductie en tekorten
In sommige landen (ook Nederland) wordt zoveel voedsel geproduceerd dat het zelfs voedsel vernietigen. In Nederland wordt ook wel voor consumenten geschikt voedsel gebruikt als veevoer, bijv.  varkens- en kippenvoer.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overproductie en tekorten
Een voorbeeld van zo´n bedrijf dat zijn kippen 
voert met resten is kipster. Denk aan reststromen van het land, zoals haverdoppen of van bakkerijen, zoals gebroken beschuit. doen nog veel meer op het gebied van duurzaamheid m.b.t. voedsel en afval. 
                                       # dit is geen reclame, 
                                   gewoon een voorbeeld!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hongeroedeem door eiwittekort
(waterhuishouding is verstoord; vooral vochtophoping in de buik)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overproductie en tekorten
In sommige delen van de wereld is echter een groot voedsel tekort. Vooral aan eiwitten. Hierdoor worden mensen slap en moe en zijn ze vatbaarder voor ziektes. 


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten (waar zitten ze in)
Eiwitten zitten voornamelijk in dierlijk voedsel, maar ook in peulvruchten en noten. 

Als we eiwitten halen uit dierlijk voedsel, dan heeft dat dier eerst zelf eiwitten moeten eten. Voor 1kg dierlijke eiwitten heeft dat dier meerdere kilo's (tot wel 10 kg) plantaardig eiwit moeten eten.

Voor 1 kg dierlijk eiwit die een koe levert, moet een tot wel 10 kg plantaardig eiwit eten. Voor 1 kg dierlijk eiwit die een kip levert, is veel minder nodig. Om al die eiwitten voor vee te verbouwen is veel land nodig. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten (indirect eten)
Voor 1 kg dierlijk eiwit die een koe levert, moet een tot wel 10 kg plantaardig eiwit eten.   Voor 1 kg dierlijk eiwit die een kip levert, is veel minder nodig. 


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten (direct eten)
Op de landbouwgrond waarop diervoer wordt geproduceerd, kunnen ook producten worden verbouwd die wij als mensen wel zelf eten. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke redenen kan je verzinnen om geen of minder vlees te eten?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Minder vlees
  • Slecht voor het milieu
  • Slecht voor je gezondheid 

  • Vegetariër 
  • Veganisten
  • Flexitariër  
Wat is het verschil tussen deze 3?

Slide 12 - Tekstslide

Voor 1 kilo rundvlees moet een koe zo'n 25 kilo veevoer eten. Dat veevoer moet verbouwd worden. Daar moet dan wel plek voor zijn. In zuid-amerika worden stukken bos gekapt om onder andere veevoer te verbouwen. Dat veevoer heeft water nodig om te groeien, maar de koe heeft ook water nodig om te overleven. 
Dus voor 1 kilo vlees kost het eigenlijk heel veel grond en water. 
Redenen om te minderen met vlees;
  • dierenwelzijn
  • eigen gezondheid
  • milieu 
  • het voedselvraagstuk: hoe kunnen we zorgen dat iedereen nu en in de toekomst voldoende te eten heeft?
  • geloofsovertuiging
  • smaak

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruimtegebruik en CO2 uitstoot van diverse diëten 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vlees vervangen
Als je wilt stoppen of minderen met vlees eten, dan moet je wel zorgen dat je op een andere manier voldoende voedingsstoffen binnenkrijgt. 
Dit kan door bijvoorbeeld peulvruchten en granen te eten bij de maaltijd en door noten en veel groentes en fruit te eten. 

Eet je ook geen zuivel en eieren, dan zal je ook extra vitamine B12 en ijzer moeten nemen. Als supplement of door vleesvervangers te eten waaraan dit is toegevoegd. Voor een goede opname van ijzer moet je dan veel vitamine c binnenkrijgen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou voor jou een reden kunnen zijn om geen of minder vlees te eten? Of een reden om dit juist niet te doen?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Wat: extra stof 2.7 opdracht 1 t/m 5 (te lezen vanaf blz. 141)
Hoe: online maken 
Tijd: 15 minuten
Klaar?: Lees zelfstandig in je boek blz. 133+134


timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.6: voeding en vertering bij zoogdieren

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.6 Leerdoel:
Ik kan bij zoogdieren het verband aangeven tussen 
  • - de voedselkeuze,
  • -de lengte van het darmkanaal en
  • -de kenmerken van het gebit. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 soorten eters
Planteneters - Herbivoren
Vleeseters - Carnivoren
Alleseters - Omnivoren

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planteneters - Herbivoren
Een planteneter eet alleen planten.
De cellen van planten hebben celwanden. Deze celwanden bestaan uit o.a. de stof cellulose. Deze stof is moeilijk verteerbaar.
Een planteneter heeft daarom een lang darmkanaal (in verhouding tot zijn lichaamslengte)  zodat de celwanden verteerd kunnen worden.
Plantencel

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vleeseters - Carnivoren
Een vleeseter eet alleen vlees en geen planten. 
Dus hij hoeft geen celwanden van planten te verteren. 
Een vleeseter heeft een kort darmkanaal in verhouding tot zijn lichaamslengte.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alleseters - Omnivoren
Alleseters eet zowel planten als vlees. 
Hij moet dus ook de celwanden van planten verteren. 
De alleseter heeft daarom een middellang darmkanaal.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verhouding darmkanaal - lichaamslengte

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kiezen vergelijken

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blauw: snijtanden
Oranje: hoektanden
Geel + bruin: kiezen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'uitzondering' is bijvoorbeeld;
De voorouders van de reuzenpanda waren vleeseters. Toch is de reuzenpanda een echte planteneter. Hij eet voornamelijk bamboe. Het gebit van de reuzenpanda is grotendeels aangepast op zijn speciale dieet, maar zijn maag en darmen niet. Om toch voldoende 
voedingsstoffen binnen te krijgen, 
moet een reuzenpanda veel eten en 
vooral goed op die keiharde 
bamboestengels kauwen.


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou de voedselkeuze zijn met dit gebit?
Dassen zijn alleseters. Ze zijn slechte jagers en eten wat ze tegenkomen. Ze eten voornamelijk regenwormen die ze 's nachts in weilanden en open gebieden opsporen. Verder eten ze bosvruchten, gevallen fruit, noten, eikels, knollen, maïs, koren, paddenstoelen, knaagdieren, slakken, kevers en andere geleedpotigen.
(Als je alleen het gebit bekijkt, zo je echter denken; vleeseters.)

                                                



Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou de voedselkeuze zijn met dit gebit?
Dassen zijn alleseters. Ze zijn slechte jagers en eten wat ze tegenkomen. Ze eten voornamelijk regenwormen die ze 's nachts in weilanden en open gebieden opsporen. Verder eten ze bosvruchten, gevallen fruit, noten, eikels, knollen, maïs, koren, paddenstoelen, knaagdieren, slakken, kevers en andere geleedpotigen.
(Als je alleen het gebit bekijkt, zo je echter denken; vleeseters.)

                                                



Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'uitzondering' is bijvoorbeeld;
Dassen zijn alleseters. Ze zijn slechte jagers en eten wat ze tegenkomen. Ze eten voornamelijk regenwormen die ze 's nachts in weilanden en open gebieden opsporen. Verder eten ze bosvruchten, gevallen fruit, noten, eikels, knollen, maïs, koren, paddenstoelen, knaagdieren, slakken, kevers en andere geleedpotigen.
(Als je alleen het gebit bekijkt, zou je echter denken; vleeseters.)

                                                



Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Middellang darmkanaal
Omnivoor
Herbivoor
Carnivoor
Lang darmkanaal
Kort darmkanaal
Knipkiezen
Knobbelkiezen
Plooikiezen
Geen hoektanden
Grote hoektanden
Grote of kleine hoektanden

Slide 32 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
1 =  2.7 opdracht 1 t/m 5 
2 = 2.6 opdracht 1 t/m 8

Proefwerk thema 2.1 t/m 2.8 + LO 1 staat gepland op 22-11-2023
Dat is later door een week met een verkort rooster, dus ga er vanuit dat we voor dit PW al beginnen aan een ander hoofdstuk.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een vegetariër en een veganist?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer ben je een flexitariër?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les
  • Vragenuur: stuur via teams je vragen in
  • Optie: als afsluiting een nieuw themaspel 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies