Klas 3 Chapitre 2 Révision

Chapitre 2
Je suis libre
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Chapitre 2
Je suis libre

Slide 1 - Tekstslide

Toetsstof
  • vocabulaire chapitre 2 
  • phrases-clés C + G : over vrije tijd praten
  • Grammaire D + H : voorzetsels + IR werkwoorden
  • onregelmatige werkwoorden: avoir, être, faire, aller, pouvoir, vouloir in présent en passé composé

Slide 2 - Tekstslide

KENNEN
  • Je kent woorden die te maken hebben met vrije tijd, sport en bewegen.
  • Je kunt de voorzetsels à en de + lidwoord gebruiken.
  • Je kent woorden om je mening te geven.
  • Je kent de regelmatige werkwoorden op IR,  in de présent en passé composé.
  • Je kent de onregelmatige werkwoorden avoir, être, faire, aller, pouvoir, vouloir in présent en passé composé

Slide 3 - Tekstslide

KUNNEN
  • Je kunt een gesprekje begrijpen over vrije tijd
  • Je kunt iets schrijven over vrije tijd
  • Je kunt je mening geven over activiteiten.

Slide 4 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu fais le weekend, le samedi et le dimanche?

Slide 5 - Open vraag

Qu'est-ce que tu fais d'autre?

Slide 6 - Open vraag

Quelle est ta série préférée?

Slide 7 - Open vraag

KUNNEN
  • Je kunt de werkwoorden op -ir vervoegen
  • je kunt de onregelmatige werkwoorden vervoegen 

Slide 8 - Tekstslide

PRÉSENT
Werkwoorden op -er
Werkwoorden op -ir
Werkwoorden op -re
Uitgangen:
-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent
Uitgangen:
-s, -s, ..., -ons, -ez, -ent
Uitgangen: 
-is, -is, -it, -issons, -issez, -issent

Slide 9 - Sleepvraag

Het werkwoord finir in de tegenwoordige tijd. Combineer de juiste vormen.
Je
Tu
Il/Elle/On
Nous

Vous
Ils/Elles
finis
finissent
finit
finissez
finissons
finis

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Tekstslide

  1.  je - réfléchir (présent)
  2. il - remplir (présent)
  3. nous - grandir (présent)
  4. elles - finir (présent)
  5. vous - rougir(p.c.)
  6. ils - choisir(p.c.)
  1. ik ga
  2. wij willen
  3. jullie doen
  4. zij is
  5. zij kunnen
  6. jij hebt gemaakt
  7. hij is geweest (!)
timer
7:00

Slide 12 - Tekstslide

  1.  je réfléchis
  2. il remplit
  3. nous grandissons
  4. elles  finissent
  5. vous avez rougi
  6. ils ont choisi
  1. ik ga = je vais
  2. wij willen = nous voulons, on veut
  3. jullie doen = vous faites
  4. zij is = elle est
  5. zij kunnen= ils/elles peuvent
  6. jij hebt gemaakt = tu as fait
  7. hij is geweest (!) = il a été

Slide 13 - Tekstslide

KUNNEN
  • Je kunt de voorzetsels à en de + le, la, les of l'  toepassen

Slide 14 - Tekstslide

Wat weet je van à en de
+ le, la, l', les

Slide 15 - Open vraag

Le collège n'est pas loin. Ils vont ..... collège à vélo.
A
à la
B
au
C
à l'
D
aux

Slide 16 - Quizvraag

La boulangerie ouvre à sept heures. Je vais toujours tôt ....... boulangerie.
A
à la
B
au
C
à l'
D
aux

Slide 17 - Quizvraag

Je vais chercher mon frère .......école.
A
à la
B
au
C
à l'
D
aux

Slide 18 - Quizvraag

J'aime aller ..... restaurant. J'adore le restaurant italien du centre.
A
à la
B
au
C
à l'
D
aux

Slide 19 - Quizvraag

Mon père adore participer ....... tournois de tennis.
A
à la
B
au
C
à l'
D
aux

Slide 20 - Quizvraag

Qu'est-ce que tu penses ..... musique française?
A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 21 - Quizvraag

Je ne connais pas les noms ....... chanteurs français.
A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 22 - Quizvraag

Mais je connais le titre ..... nouveau film français.
A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 23 - Quizvraag

J'adore le personnage ..... actrice.
A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 24 - Quizvraag

Elle joue la directrice ....... hôtel.
A
du
B
de la
C
des
D
du

Slide 25 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide