H2T1 Unit 6.1 describing pictures

Rules
  1. Respect eachother.
  2. Listen when the teacher is speaking.
  3. Do not interrupt eachother.
TAKE YOUR LAPTOP & LOG IN TO LESSON UP
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Rules
  1. Respect eachother.
  2. Listen when the teacher is speaking.
  3. Do not interrupt eachother.
TAKE YOUR LAPTOP & LOG IN TO LESSON UP

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Thursday the 24th of May
  • Homework check
  • Vocabulary
  • Writing

Slide 4 - Tekstslide

Unit 6 Law & Order
  • Do ex. 2, 4, 5, 7, 8
    on pg. 96 -101
  • If you have a question call me.
  • Work together.
  • Are you finished? Do something for yourself.

Slide 5 - Tekstslide

Answer check
answers for 18-22
extra comparisons exercise

Slide 6 - Tekstslide

Answers: ex. 2
  1. autopsy – the examination of a body after death
  2. ballistics – the study of the motion, behaviour and effects of bullets
  3. CCTV – surveillance camera used to record crimes 
  4. cold case – an old unsolved criminal case
  5. evidence – anything that has been used, left, removed, altered or contaminated during a crime
  6. DNA – deoxyribonucleic acid, genetic code

Slide 7 - Tekstslide

Answers: ex. 4
A
1 vingerafdrukken, haren, vezels
2 Dat wordt later in het laboratorium onderzocht.
3 Ze beschrijven wat ze zien en wat ze horen op de plaats van de misdaad.
4 In het kader wordt uitgelegd wat een CSI doet. In de lange tekst vertelt een CSI over zijn baan en geeft voorbeelden

Slide 8 - Tekstslide

Answers: ex.4
B
1 Zijn werktijden zijn onregelmatig. Hij werkt als er een misdrijf is gepleegd.
2 Hij zoekt een politieagent en vraagt wat er gebeurde toen ze op het plaats delict aankwamen.
3 Daarna gaat hij zelf rondkijken op het plaats delict.
4 Dan is het nog rustig. Dan zijn er geen buren, journalisten of ambtenaren.
5 Een koffer met daarin een plastic zak met een lijk in een kanaal.
6 Hij wilde weten wie / hoeveel mensen de koffer hadden gedragen.
7 De plastic zak. Als ze dezelfde soort plastic zakken bij een verdachte vinden, kan dat bewijs
 zijn.
8 Maar 20 procent is bruikbaar. Dit weerhoudt hem er niet van om elk detail te vinden.

Slide 9 - Tekstslide

Answers: ex. 5
A
  1.  fingerprints
  2.  all kinds of
  3.  death
  4.  police officer
  5.  hurry
  6.  husband
  7.  niece
  8.  voice
  9.  Later on
B
  1.  vingerafdrukken
  2.  allerlei soorten / allerlei
  3.  sterfgeval
  4.  politieagent
  5.  haast je / je haasten / zich haasten
  6.  echtgenoot
  7.  nichtje
  8.  stem
  9.  later

Slide 10 - Tekstslide

Answers: ex. 7
A
  1.  Doing
  2.  watching
  3.  Proving
  4.  seeing
  5.  Hiding
  6.  Searching
  7.  smelling
Bz
  1.  After three hours it stopped raining.
  2.  She hates playing games.
  3.  Drawing people is his hobby.
  4.  Eating fish is good for you.
  5.  Asking questions is important if you want to learn something.

Slide 11 - Tekstslide

Answers: ex. 8
  1.  something
  2.  someone / somebody
  3.  anybody / anyone
  4.  anything
  5.  someone / somebody
  6.  anywhere
  7.  any
  8.  some
  9.  some
  10.  some

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

See you next time

Slide 14 - Tekstslide

Learning Goal

By the end of this lesson you will be able to describe yourself and others.

Slide 15 - Tekstslide

Kind words describing others / yourself

Slide 16 - Woordweb

Lesson 2: writing p.61
Describe yourself example:                             Search for Adjectives                                                                                            in Google.             
timer
5:00

Slide 17 - Tekstslide

Describing yourself

Slide 18 - Open vraag

Lesson 2: writing
  • Describe who your bestfriend is.
  • Desicribe how they look and their personality.
  • Use a minimum of 50 words.


timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Grammar Recap: comparisons

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
Woorden van 1 lettergreep/syllable:
- Comparative: -er
- Superlative: -est
old
older (than)
(the) oldest

Slide 22 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
Woorden van 2 of meer lettergrepen of meer:
- Comparative: more more
- Superlative: most
expensive
more expensive (than)
(the) most expensive

Slide 23 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
Uitzonderingen!
  1. good - better - best 
  2. bad - worse - worst 
  3. little - less - least 
  4. much/many - more - most 

Slide 24 - Tekstslide

He is _____ than me (happy)
A
happier
B
happiest
C
more happy
D
most happy

Slide 25 - Quizvraag

This is the _____ show ever (incredible)
A
incredibler
B
incrediblest
C
more incredible
D
most incredible

Slide 26 - Quizvraag

They are the _____ boys in the school
A
taller
B
tallest
C
more tall
D
most tall

Slide 27 - Quizvraag

She is _____ as me
A
happiest
B
as happy
C
happier

Slide 28 - Quizvraag

Reading & vocabulary
Do ex.18,19,20,22 on p.63-65

Grammar explained:
https://www.youtube.com/watch?v=13bGQi8ttFg 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Answer check
answers for 18-22
extra comparisons exercise

Slide 31 - Tekstslide

Answers ex. 18 on p. 63
  1.  b
  2.  a
  3.  b
  4.  c
  5.  a 

Slide 32 - Tekstslide

Answers ex. 19 on p. 63
  1. Mensen houden van dingen die bekend zijn. Ze willen ook graag een huisdier met dezelfde persoonlijkheid als ze zelf hebben.
  2.  Sam is een fotograaf met een grijze baard en krullend haar.
  3.  Crosby lijkt op Sam. Hij is een grijze poedel.
  4.  Ze zijn allebei humeurig, ze mopperen veel. 
  5.  Ze heeft een rode jurk aan met een blauwe sjaal. Ze heeft rood haar.
  6.  Lucy houdt van kleurige kleding, en haar papegaaien zijn ook kleurig.     

Slide 33 - Tekstslide

Answers ex. 20 on p. 64
  1. athletic
  2.  beard
  3.  curly
  4. parrot
  5. miserable
  6.   alike
  7. amazed
  8.  away
  9.  familiar
  10. 10 exactly

Slide 34 - Tekstslide

Answers ex. 22 on p. 65
  1. as bad as
  2.  better
  3.  worse
  4.  more miserable than
  5.  longer
  6.  not as easy as 

Slide 35 - Tekstslide

What did you learn today?

Slide 36 - Open vraag

Did you do your best today?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

See you next time

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Link

Slide 41 - Link

See you next time

Slide 42 - Tekstslide