LES 3 - K/T - De voetafdruk

LES 3 - De voetafdruk
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

LES 3 - De voetafdruk

Slide 1 - Tekstslide

Is er genoeg voedsel voor iedereen?



Misschien zijn er in het jaar 2100 wel 11 miljard mensen op aarde. Heeft de aarde wel voldoende ruimte voor al die mensen? Nu is er in de wereld voldoende voedsel, maar is dat in de toekomst nog steeds zo?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les weet je wat een watervoetafdruk en een ecologische voetafdruk is en wat fossiele brandstoffen zijn.

Aan het einde van de les begrijp je waarom het beter is om duurzame energie te gebruiken

Aan het einde van de les kun je op een wereldkaart aangeven waar de producten die je eet vandaan komen.

Slide 3 - Tekstslide

Voor een appel is ……. liter water nodig.

Voor ……. gram rundvlees is bijna …….. liter water nodig.

Bijna ……. % van het water op aarde gaat op aan het verbouwen van planten en gewassen.
40
70
100
2000

Slide 4 - Sleepvraag

De watervoetafdruk van voedsel is:
A
Klein
B
Groot

Slide 5 - Quizvraag

Bijna 70 procent van al het waterverbruik op aarde gaat naar het verbouwen van planten en gewassen. Die planten en gewassen eten we als mensen zelf, maar het is ook vaak voer voor dieren. Zo eten koeien veevoer dat uit andere delen van de wereld komt. De watervoetafdruk van voedsel is groot. Water is dus belangrijk als je kijkt naar de draagkracht (sterkte) van de aarde.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Je eet energie!
Als je yoghurt eet met wat rietsuiker krijg je energie binnen. Helaas wordt je ecologische voetafdruk er wel groter van. Die suiker komt misschien uit Cuba, de melk uit Duitsland en de plastic verpakking uit Polen.
Je moet kijken naar de energie die verbruikt wordt bij de groei, de productie, het bewaren en het vervoeren van onze voeding. Die energie komt vaak van fossiele brandstoffen.
Dit zijn grondstoffen die wij uit de aarde halen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Veel van onze producten komen uit andere landen.
Wat vergroot je door die producten te eten?

Slide 10 - Open vraag

Dat komt onder andere omdat onze producten vervoerd moeten worden. Wat worden hierbij vaak gebruikt?

Slide 11 - Open vraag

Wat zijn fossiele brandstoffen?

Slide 12 - Open vraag

Wat zijn twee nadelen van fossiele brandstof?

Slide 13 - Open vraag

Deze (fossiele brandstoffen)grondstoffen vervuilen het milieu en ze raken ook een keer op. Het is dus beter om duurzame energie, bijvoorbeeld zonne- of windenergie, te gebruiken. Ook kun je beter producten uit je eigen omgeving gebruiken. Zo wordt je energieverbruik en daardoor je ecologische voetafdruk en je watervoetafdruk kleiner.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Duurzaam eten
Planten halen water en voedingsstoffen uit de bodem en uit dierlijke mest en kunstmest. In kunstmest zit vooral stikstof en fosfaat. Moderne landbouw kan niet zonder deze grondstoffen. Maar wat als die grondstofvoorraden op zijn? Door  biologische landbouw gebruikt men minder kunstmest en bestrijdingsmiddelen.
Dat kan een oplossing zijn. Ook als consument (koper) kun je je gedrag veranderen: is het wel nodig om elke dag een stukje vlees te eten? Moet je wel sperziebonen uit Egypte op het menu zetten?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide


Wat kan ervoor zorgen dat de tomaten van de afbeelding hiernaast duurzaam zijn? Kies het juiste antwoord.
A
Om de kas warm te houden gebruikt de boer aardgas
B
De tomaten gaan via de groothandel naar de supermarkt
C
De boer heeft kunstmest met fosfaat gebruikt
D
De boer gebruikt geen bestrijdingsmiddelen

Slide 18 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen met ja of nee:

Ik eet in de winter graag aardbeien. 

Groente uit eigen tuin is te veel werk. 

Ik eet het liefste elke dag een stuk vlees. 

Ik heb een Apple of Samsung telefoon. 

Vakantie? Het liefste met een vliegtuig! 

Ik koop graag goedkope spullen uit China. 
Heb je 5 keer of meer ja gezegd?  Dan ben je niet echt duurzaam bezig.

Heb je 3 of 4 keer ja gezegd?  Dan ben je een klein beetje duurzaam bezig.

Heb je 1 of 2 keer ja gezegd?  Dan ben je aardig duurzaam bezig.

Heb je 0 keer ja gezegd?  Dan ben je echt duurzaam bezig!

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide