Oefenen voor de toets U1 klas 1

WELCOME
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

WELCOME

Slide 1 - Tekstslide

Goals
Aan het eind van de les kun je
  • kun je de grammatica van Unit 1 toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • SO Bespreken
  • Grammatica herhalen
  • Quizlet woordjes
  • Quizlet Expressions 
  • Werkblad to be

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord:
... like school. (ik)


A
i
B
I
C
you
D
we

Slide 5 - Quizvraag

Vul het goede persoonlijke voornaamwoord in:
Anne loves ____ (Peter)
A
her
B
him
C
his
D
we

Slide 6 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord:
... is from Curacao. (zij)
A
she
B
they
C
he
D
we

Slide 7 - Quizvraag

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 8 - Quizvraag

Vul het goede persoonlijke voornaamwoord in:
Peter loves ____ (Anne)
A
her
B
his
C
you
D
we

Slide 9 - Quizvraag

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 10 - Quizvraag

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Kies het juiste persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:

Kevin is in we / our team now.
A
we
B
our

Slide 13 - Quizvraag

Kies het juiste persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:

Today is it / my birthday.
A
it
B
my

Slide 14 - Quizvraag

Kies het juiste persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:

Do you know Jenny? She / It is so pretty!
A
she
B
it

Slide 15 - Quizvraag

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in: ..... names are Sarah and Lisa.
A
My
B
Their
C
His
D
Hers

Slide 16 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
ons / onze
A
us
B
we
C
our
D
hour

Slide 17 - Quizvraag

Kies het juiste persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:

There are no twins in my / he family.
A
my
B
he

Slide 18 - Quizvraag

Kies het juiste persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:

My grandma still lives in its / her hometown.
A
its
B
her

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

TO BE
betekent:
A
hebben
B
zijn
C
worden
D
krijgen

Slide 22 - Quizvraag

To be: I
A
are
B
am
C
is

Slide 23 - Quizvraag

To be: They
A
is
B
are
C
am

Slide 24 - Quizvraag

To be:
We...
A
is
B
am
C
are

Slide 25 - Quizvraag

Choose the correct form of to be:

I ... tired (to be)
A
is
B
are
C
am
D
have

Slide 26 - Quizvraag

You _____ (to be)hungry
A
am
B
to be
C
are
D
is

Slide 27 - Quizvraag

They .... (to be) friends
A
to be
B
are
C
is

Slide 28 - Quizvraag

It ....... (to be) raining.
A
am
B
are
C
is

Slide 29 - Quizvraag

(to be)
Where ........................ I?
A
am
B
are
C
is

Slide 30 - Quizvraag