Basisstof 3:voedselketen

Basisstof 3: Ecosystemen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Basisstof 3: Ecosystemen

Slide 1 - Tekstslide

Voedselrelatie





Voedselketen
Elk organisme in een voedselketen noemen we een schakel
Pijlen in de richting van energieverplaatsing!

Slide 2 - Tekstslide

Voedselketen



Voedselketen
Pijl --> de richting van de energie (wordt gegeten door...) 

Slide 3 - Tekstslide

voedselketen 
schakel = deel van een voedselketen.

De eerste schakel van een voedselketen is altijd een plant.
De tweede schakel is altijd een planteneter. 
De derde schakel is altijd een vleeseter 

Slide 4 - Tekstslide

Voedselrelaties

Als je bekijkt wat door wie wordt gegeten kijk je naar voedselrelaties.

Eten van planten ->vraat

Eten van dieren -> predatie

Een reeks van organismen die elkaar eten noem je een voedselketen.

Slide 5 - Tekstslide

voedselketen

Slide 6 - Tekstslide

Dus.........een voedselketen is


Elke voedselketen begint met een plant, daarna een planteneter en daarna een vleeseter (en eventueel naar een nieuwe vleeseter)

Slide 7 - Tekstslide

Consument 3e orde
Consument 2e orde
Consument 1e orde
Producenten
Fytoplankton
Kleine vissen
Leguaan
Slang
Toppredator

Slide 8 - Sleepvraag

Voedselweb
De werkelijkheid is altijd ingewikkelder dan een voedselketen
  • meerdere voedselketens lopen door elkaar

Al deze voedselketen bij elkaar noem je een voedselweb

Slide 9 - Tekstslide

voedselweb
In een voedselweb komen er meerdere voedselketens voor!

Slide 10 - Tekstslide

Voedselweb
  • In een ecosysteem lopen diverse voedselketens door elkaar
  • De diverse voedselketens vormen dan een voedselweb

  • Planten beschermen zichzelf tegen vraat van insecten d.m.v. signaalstoffen. De signaalstoffen worden opgevangen door de planten in de omgeving die vervolgens gifstoffen produceren tegen de insecten.

Slide 11 - Tekstslide

Waar in het voedselweb staat deze zalm?
A
Producent
B
Consument vd 1e orde
C
Consument vd 2e orde
D
Consument vd 3e orde

Slide 12 - Quizvraag

Wat zit er niet in een voedselweb?
A
planteneters
B
vleeseters
C
afvaleters
D
nutriënten

Slide 13 - Quizvraag

Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen

Slide 14 - Quizvraag

Ik ken het verschil tussen een voedselketen en een voedselweb
Ja, dat ken ik
Nee, nog steeds error

Slide 15 - Poll

Energiestroom

Slide 16 - Tekstslide

Energiestromen
  • Elke schakel in een voedselketen heet een trofisch niveau.
  • In het eerste niveau bevinden zich de autotrofen. Zij produceren organische stoffen uit anorganische stoffen d.m.v. fotosynthese.
  • De autotrofen worden daarom de producenten genoemd.
  • De overige trofische niveau's worden consumenten genoemd.

Om de positie binnen de voedselketen aan te geven wordt in de trofische niveau's van de consumenten aangegeven in welke orde ze zitten.

  • De 1e groep consumenten worden de consumenten van de 1e orde genoemd. De 2e groep consumenten van de 2e orde etc. 

Slide 17 - Tekstslide

Energiestromen
  • Opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen wordt assimilatie genoemd.
  • Bij assimilatie wordt energie vastgelegd.
  • De afbraak van grote organische moleculen naar kleine moleculen wordt dissimilatie genoemd. 
  • Bij dissimilatie komt energie vrij. 
  • Producenten kunnen glucose vormen vanuit anorganische stoffen. Dit noemen we koolstofassimilatie. 
  • Bij voortgezette assimilatie wordt van glucose nog grotere organische stoffen gevormd zoals vetten, eiwitten en koolhydraten.
  • Voor voortgezette assimilatie hebben planten en dieren mineralen nodig

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Producenten

water+koolstofdioxide+licht->glucose+zuurstof

Planten zijn autotrofe organismen, kunnen hun eigen eten maken.

Opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen noem je assimilatie.

Fotosynthese noemen we specifiek koolstofassimilatie.

Slide 20 - Tekstslide

Producenten
Planten kunnen glucose gebruiken als grondstof om andere stoffen van te maken, zoals vetten/eiwitten/koolhydraten/DNA etc.
Dit proces noemen we voortgezette assimilatie.
Hier heeft een plant o.a. mineralen voor nodig uit de bodem.

Slide 21 - Tekstslide

voortgezette assimilatie


Zie BINAS tabel 67

Slide 22 - Tekstslide

Energiestroom

Slide 23 - Tekstslide

Consumenten

Dieren zijn consumenten en zijn heterotroof. Zij moeten andere organismen eten om in leven te blijven.

Planteneters (herbivoren) zijn consumenten van de 1e orde.

Vleeseters (carnivoren) consumenten vanaf de 2e orde.

Alleseters (omnivoren)?



Slide 24 - Tekstslide

Afvaleters (detrivoren)

Als organismen niet worden opgegeten, maar gewoon doodgaan dan eten afvaleters deze voor het grootste gedeelte op.

Afvaleters zijn consumenten. Ze kunnen dode organismen van elke schakel opeten.


Slide 25 - Tekstslide

Detrivoren
  • Detrivoren = Consumenten die detritus (dood organisch materiaal) zoals dode organismen opeten. Ze breken dit verder af tot fijner dood organisch materiaal.

Slide 26 - Tekstslide

Reducenten

Reducenten zetten de overgebleven dode resten om in koolstofdioxide, water en mineralen (mineralisatie).


Planten (de producenten) gebruiken deze stoffen weer om opnieuw te groeien.

Slide 27 - Tekstslide

Reducenten
Staaf-bol-spiraalvormige bacteriën 
Reducenten
Vele soorten schimmels

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Welk trofisch niveau is de boom?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 30 - Quizvraag

Een reducent:
A
Ruimt de dode resten op
B
Is de belangrijkste consument.
C
Eet alleen maar dierlijk voedsel
D
Eet alleen maar plantrijk voedsel.

Slide 31 - Quizvraag

wat is een consument?
A
een organisme dat voedsel maakt
B
een organisme dat voedsel eet

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Video

Dode resten van organismen worden gegeten door detrivoren (afvaleters) en deze zijn net als andere dieren dus consumenten.
A
Fout
B
Goed

Slide 34 - Quizvraag

Hamburger filmpje
Beantwoord de volgende vragen:​

a Welke producent(en) zitten er in dit gerecht?​
b Welke (resten van) consumenten (levend of dood) zitten er in dit gerecht?​
c Zijn de consumenten van vraag b van de 1e 2e of 3e orde?​
d Welke reducenten zie je in het filmpje?​
e Bij de afbraak van de burgers vindt verbranding plaats. In het 2e stukje van de film kun je dit zien.​
Waaraan zie je dat er verbranding plaatsvindt?​
Tip! Schrijf voor jezelf de formule van verbranding op.

Slide 35 - Tekstslide

Vragen?
Nee, geen vraag

Slide 36 - Poll

Aan de slag!
maken: Basisstof 3

Slide 37 - Tekstslide