Stijlfiguren H3

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Waar denken jullie aan bij stijlfiguren?

Slide 2 - Woordweb

Welke behandelen wij deze les?

- Vergelijking
- Metafoor
- Personificatie
- Metonymia

Slide 3 - Tekstslide

Vergelijking
Een vergelijking is een vorm van beeldspraak.

Dat betekent dat je iets beschrijft (het object) door het te vergelijken met iets anders (het beeld). 

De meest bekende vergelijkingen zijn de vaste vergelijkingen:
zo.... als een ....

Slide 4 - Tekstslide

Vergelijking: zo ..... 

Vergelijking: zo ..... 

Slide 5 - Tekstslide

Metafoor
Een vergelijking zonder verbindingswoord en zonder object
Voorbeeld:
  • Als student woonde ik in een zwijnenstal.
Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn ook vaak metaforen
Voorbeeld:
  • Daar komt de aap uit mouw.

Slide 6 - Tekstslide

Metafoor of vergelijking?
  1. Mijn nichtje is echt een blij ei!
  2. Valt die dictator vandaag uit?
  3. Wat een varkenshok!
  4. Jij bent net een kameleon.
  5. Ik krijg een punthoofd van jouw gedrag.
  6. Dat slaat als een tang op een varken.
  7. Is dat heilige boontje ook nagebleven?


timer
3:00

Slide 7 - Tekstslide

Metafoor of vergelijking?
  1. Mijn nichtje is echt een blij ei!
  2. Valt die dictator vandaag uit?
  3. Wat een varkenshok!
  4. Jij bent net een kameleon.
  5. Ik krijg een punthoofd van jouw gedrag.
  6. Dat slaat als een tang op een varken.
  7. Is dat heilige boontje ook nagebleven?


  1. Vergelijking
  2. Metafoor
  3. Metafoor
  4. Vergelijking
  5. Metafoor
  6. Vergelijking
  7. Metafoor

Slide 8 - Tekstslide

Personificatie
Bij een personificatie geef je een voorwerp dat eigenlijk niet leeft, menselijke eigenschappen. 

De toekomst lacht me tegemoet -> de toekomst kan niet lachen, dus personificatie
Het schip danst op de golven -> een schip kan niet dansen, dus personificatie

Slide 9 - Tekstslide

Bij een vergelijking heb je....
A
een object (de werkelijkheid) en een subject (beeld)
B
alleen maar een beeld
C
een kenmerk van een persoon op een levenloos ding
D
alleen maar een object

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een metafoor?
A
Er worden twee zaken genoemd
B
Een voorwerp krijgt een menselijke eigenschap
C
Alleen het beeld wordt genoemd, je moet het object zelf bedenken
D
Een ander woord voor beeldspraak

Slide 11 - Quizvraag

Bij een metafoor heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
altijd het woordje ALS

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een personificatie?
A
object wordt vervangen door een beeld
B
beeld en object wordt met elkaar vergeleken
C
een levenloos ding een menselijke eigenschap geven

Slide 13 - Quizvraag

Vergelijking, metafoor of personificatie?

Hij gedraagt zich als een klein kind.

A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 14 - Quizvraag

Vergelijking, metafoor of personificatie?

De hekkensluiter in de eredivisie zal sowieso degraderen.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 15 - Quizvraag

Vergelijking, metafoor of personificatie?

Mijn fietslampje weigerde dienst.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking

Slide 16 - Quizvraag

Metonymia
  • Metonymia: verband tussen object en beeld

deel-geheel 
Neem maar een bloemetje mee.
geheel-deel
Nederland won van Italië.
maker of merk-product
Pak jij mijn Nikes uit de kast?
We hebben een Picasso aan de muur hangen.
eigenschap-persoon
Wat een lachebek!
materiaal-voorwerp
Hij trapte het leer tussen de doelpalen.
voorwerp-inhoud
Geef mij nog een glaasje.

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!
Opdracht 1

Slide 18 - Tekstslide

Pleonasme
Komt van het Griekse woord 'pleonasmos', betekent: overvloed.

Bij een pleonasme is er sprake van twee verschillende woordsoorten, waarbij het ene woord iets uitdrukt wat al in het andere woord gezegd wordt. 

Witte sneeuw, rood bloed, ronde bal, omlaag vallen

Slide 19 - Tekstslide

Tautologie
Bij tautologie wordt hetzelfde nog eens gezegd met andere woorden. 
Deze woorden moeten tot dezelfde woordsoort behoren 
Een tautologie werkt versterkend. 

Een voorbeeld van tautologie is: mijn ouders blijven voor eeuwig en altijd bij elkaar.

Slide 20 - Tekstslide

pleonasme
tautologie
Hij speelde met de ronde bal.
Ze hield voor eeuwig en altijd van hem.
Er viel rood bloed naar beneden.

Slide 21 - Sleepvraag

Hyperbool

  •  bij een hyperbool-> de werkelijkheid wordt overdreven
  •  hyperbool heeft humoristisch effect
  •  hyperbolen zijn vaak uitdrukkingen

Ik sta hier al een eeuw te wachten.
Je wordt doodgegooid met informatie. 

Slide 22 - Tekstslide

Welke van de onderstaande stijlfiguren is een hyperbool?
A
'nat water'
B
'brullende motor'
C
'vlug sjokken'
D
'eeuwen op iemand wachten'

Slide 23 - Quizvraag

Welk van deze heeft een hyperbool?
A
Wat kun je doen met die ene paar tellen dat een mensenleven duurt?
B
Ik verveel me dood.
C
Je kamer is net een varkensstal.
D
Die directeur heeft wel een leuk salarisje.

Slide 24 - Quizvraag

Eufemisme
Je gebruikt een eufemisme (ui - fe - mis - me) als je iets wilt verzachten. 

Bijvoorbeeld: 
Mijn opa is overleden. (Opa is dood)               
Ik zit tussen twee banen in.  (Ik ben werkloos) 

Slide 25 - Tekstslide

Litotes
Bij een litotes (li - to - tès) zeg je iets door het tegenovergestelde ervan te ontkennen.
Bijvoorbeeld:
Zo, die is niet lelijk!
Dat lijkt me geen gemakkelijke taak. 

Slide 26 - Tekstslide

Understatement
Bij een understatement (Engels uitgesproken) zwak je iets opzettelijk heel erg af. Het is eerder versterkend of ironisch bedoeld, dus anders dan een eufemisme. 

Bijvoorbeeld:
Einstein wist wel het een en ander van natuurkunde. 
Elon Musk heeft wel een aardig zakcentje verdiend met zijn Tesla's. 

Slide 27 - Tekstslide

Waarvan zie je hier een voorbeeld?

Hij huilde een zwembad vol tranen.
A
eufemisme
B
litotes
C
understatement
D
hyperbool

Slide 28 - Quizvraag

Waarvan zie je hier een voorbeeld?

Mijn hondje is gisteren ingeslapen.
A
eufemisme
B
litotes
C
understatement
D
hyperbool

Slide 29 - Quizvraag

Waarvan zie je hier een voorbeeld?

Dat lijkt me geen gek idee.
A
eufemisme
B
litotes
C
understatement
D
hyperbool

Slide 30 - Quizvraag

Waarvan zie je hier een voorbeeld?

Het duurde tien jaar voordat je me eindelijk eens terugbelde.
A
eufemisme
B
litotes
C
understatement
D
hyperbool

Slide 31 - Quizvraag

Welke beeldspraak of stijlfiguur zie je in deze reclameslogan?
A
metafoor
B
hyperbool
C
retorische vraag
D
litotes

Slide 32 - Quizvraag

Welke stijlfiguur is dit: De toekomst lacht me tegemoet.


A
climax
B
personificatie

Slide 33 - Quizvraag

Deze stijlfiguur gebruik je om minder hard over te komen.
Deze stijlfiguur gebruik je om iets af te zwakken.
Deze stijlfiguur gebruik je als je overdrijft.
Hyberbool
Understatement
Eufemisme

Slide 34 - Sleepvraag