les 5.3

5.3 Geen tekorten meer

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

5.3 Geen tekorten meer

Slide 1 - Tekstslide

paragraaf 3 geen tekorten meer
Leerdoelen deze les:
  • Je kunt uitleggen wat een budget is
  • Je kunt uitleggen wat sparen is
  • Je kent drie redenen om te sparen
  • Je kunt uitleggen wat rente is
  • Je kunt uitrekenen hoeveel rente je krijgt

Slide 2 - Tekstslide

Budget
Hoeveel geld wil je 
besteden aan iets.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Sparen
Geld opzij leggen (niet uitgeven)
  • voor grote, incidentele uitgaven
  • voor tegenvallers
  • sparen voor de rente

Slide 5 - Tekstslide

De aanschaf van een croissant behoort tot de
A
dagelijkse uitgave
B
vaste lasten
C
incidentele lasten
D
persoonlijke uitgave

Slide 6 - Quizvraag

Op je spaarrekening staat: € 1.500,-
er is 1,2% rente
Hoeveel rente krijg je na 3 jaar?
A
€ 54,-
B
€ 54,65
C
€ 1.554,-
D
€ 1.554,65

Slide 7 - Quizvraag

Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.
A
inkomen
B
budget
C
schadeverzekering
D
reserveren

Slide 8 - Quizvraag

Je prioriteiten zijn ....
A
wat iedereen belangrijk vind
B
dezelfde interesses hebt
C
wat jij allemaal wilt
D
wat jij belangrijk vind

Slide 9 - Quizvraag

Je krijgt rente.
Rente ...
A
Komt erbij
B
Gaat eraf

Slide 10 - Quizvraag

Op je spaarrekening staat €3600,-
Er is 2,5% rente
Hoeveel rente krijg je na 1 kwartaal?
A
€22,50
B
€12,50
C
€27,50
D
€30,-

Slide 11 - Quizvraag

Een nieuwe wasmachine is
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven
D
persoonlijke uitgave

Slide 12 - Quizvraag

Wat hoort bij automatische incasso..

A
je krijgt vanzelf geld terug
B
De bank heeft geen toestemming nodig
C
steeds terugkerende bedragen als huur
D
je kunt maar 1x betalen

Slide 13 - Quizvraag

Op je spaarrekening staat: € 25.000,-
Er is 1,2% rente
Hoeveel rente krijg je na 15 jaar?
A
€ 450,-
B
€ 4.500,-
C
€ 300,-
D
€ 3.000,-

Slide 14 - Quizvraag

Hoe noemen we de vergoeding die je krijgt als je spaart?
A
Rente
B
Prioriteiten
C
Bezuinigen
D
Investeren

Slide 15 - Quizvraag

Wat is EEN voorbeeld van verbruiksgoederen
A
toiletpapier
B
auto
C
tandenborstel
D
kleding

Slide 16 - Quizvraag

Incidentele uitgaven
A
grote uitgaven en tegenvallers
B
budget
C
huur, gas en licht
D
reserveren

Slide 17 - Quizvraag

Huur valt onder
A
Vaste lasten
B
Reserveringsgeld
C
Huishoudelijke uitgaven

Slide 18 - Quizvraag

Welke uitgave zie je op de afbeelding?
A
Dagelijkse uitgaven
B
Vaste uitgaven
C
Incidentele uitgaven
D
Persoonlijke uitgaves

Slide 19 - Quizvraag

Op je spaarrekening staat €1080,-
Er is 3% rente
Hoeveel rente krijg je na 6 maanden?
A
€32,40
B
€50,-
C
€16,20
D
€12,-

Slide 20 - Quizvraag

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 21 - Quizvraag

automatische incasso is betalen van

A
vanzelf geld terug krijgen
B
betalen zonder toestemming
C
steeds terugkerende bedragen als huur
D
1x een bepaald bedrag

Slide 22 - Quizvraag

Hierna staan enkele aankopen van Sem.
Geef aan welke aankopen van hem verbruiksgoederen zijn. Kies uit de volgende mogelijkheden:
A
boormachine en boortjes
B
spijkers en een hamer
C
zaag en een schroevendraaier
D
spijkers en schroeven

Slide 23 - Quizvraag

Welke uitgave zie je op de afbeelding?
A
Dagelijkse uitgaven
B
Vaste uitgaven
C
Incidentele uitgaven
D
Persoonlijke uitgaves

Slide 24 - Quizvraag

Huiswerk
Doornemen 5.3

maken de opdrachten

Slide 25 - Tekstslide